89
e) Slipkoppeling instellen
De slipkoppeling beschermt de tandwielkast tegen overbelasting bij het rijden op bijvoorbeeld bijzonder ruw terrein.
Bovendien wordt door een overeenkomstige instelling van de slipkoppeling voorkomen dat het voertuig door het hoge
toerental van de aandrijving bij het starten over de kop slaat.
De fabrikant heeft al een zo goed mogelijke instelling geselecteerd. Verander deze daarom niet zonder
reden.
Door zeer veelvuldig wegrijden op vol vermogen op een stevige ondergrond kan kan de slipkoppeling slijten, waar
-
door eventueel een afstelling van de slipkoppeling moet worden uitgevoerd. Verder kunnen professionele bestuurders
de slipkoppeling overeenkomstig het gewenste optrekgedrag op een bepaalde ondergrond instellen.
Als u de instelling wilt veranderen, ga dan als volgt te werk:
Verwijder de stofkap (A) door de 3 borgschroeven te ver
-
wijderen.
De slipkoppeling kan worden ingesteld door aan de zes
-
kantmoer (B) te draaien.
Met de klok mee draaien ervan verhoogt het aandrijfver-
mogen van de transmissie en tegen de klok in draaien
vermindert de krachtoverbrenging.
Als de slipkoppeling te vast ingesteld wordt,
wordt het aandrijfvermogen volledig overge-
dragen en kan de slipkoppeling zijn werk niet
doen. Dit kan het differentieel beschadigen en
bovendien bestaat het gevaar dat het voertuig
bij een te harde ondergrond vanwege het grote
koppel van de motor bij het wegrijden over de
kop slaat.
Als de slipkoppeling te "zacht" ingesteld wordt,
zal de slipkoppeling snel slijten. Bovendien zal
het voertuig slecht accelereren of helemaal niet
bewegen (de slipkoppeling draait door).
Verstel de slipkoppeling alleen in kleine stapjes
(max. 1/4 slag) en test vervolgens het gedrag
van het voertuig bij het wegrijden. Maak in elk
geval een notitie van de uitgevoerde wijziging,
zodat u deze zo nodig weer ongedaan kunt ma-
ken.