91
Richt de antenne van de zender nooit rechtstreeks op het voertuig aangezien dit de reikwijdte sterk vermindert. De
grootste reikwijdte bereikt u als de antenne van de zender en het voertuig telkens recht staat en parallel tegenover
elkaar ligt.
Als het voertuig de neiging heeft om naar links of rechts te trekken, moet u de trim voor de besturing overeenkomstig
instellen op de zender.
Bij het wisselen tussen vooruit- en achteruitrijden, dient de gas-/remhendel zich kort (ca. 1 seconden) in de neutraal-
stand te bevinden. (neutrale stand = hendel loslaten, niet bewegen). Als de gas-/remhendel direct zonder pauze van
vooruit- naar achteruitrijden wordt getrokken, wordt het voertuig afgeremd (het voertuig rijdt NIET achteruit).
Als de rijaccu leeg is, wacht u tenminste 5 - 10 minuten voor de volgende rit tot de motor en de rijregelaar voldoende
zijn afgekoeld. Start pas daarna een nieuwe rit met een volle rijaccu.
U moet het rijden onmiddellijk stopzetten als u ongewone reacties van het voertuig op de commando´s van
de afstandsbediening registreert of als het voertuig niet meer reageert. Dit kan door een zwakke rijaccu,
zwakke batterijen of accu´s in de afstandsbediening of een te grote afstand tussen het voertuig en de zender
veroorzaakt worden.
Ook een samengerolde/beschadigde ontvangerantenne, storingen op het gebruikte zendkanaal (bv. draad-
loze overdracht door andere apparaten, Bluetooth, WLAN) of slechte zend-/ontvangstomstandigheden kun-
nen een reden zijn voor ongewone reacties van het voertuig.
Aangezien de stroomvoorziening van de ontvanger via de rijregelaar/rijaccu gebeurt, leidt een zwakke of
lege rijaccu tot ongewilde bewegingen van het voertuig (vb. trekken van de stuurservo, enz.).
Bijvoorbeeld verkleint de spanning aan de rijaccu bij volgas kortstondig zover dat de ontvanger niet meer de
gewenste bedrijfsspanning ontvangt. Het voertuig versnelt hier wel, maar het stuurservo reageert niet juist.
Beëindig dan onmiddellijk de werking van het voertuig en gebruik een nieuwe, volledig opgeladen rijaccu.
k) Rijden stoppen
Om het rijden te stoppen, gaat u als volgt te werk:
• Laat de gas-/remhendel op de zender los zodat hij in de neutrale stand staat en laat het voertuig uitbollen.
• Nadat het voertuig stil staat, schakelt de rijregelaar uit (schakelaarstand "OFF", zie hoofdstuk 9. g).
Steek uw vingers niet in de wielen of in de aandrijving en u mag in geen geval de hendel op de gas-/rem-
hendel voor de rijfunctie bewegen! Houd het voertuig nooit aan de wielen vast!
Let op!
Motor, rijregelaar en rijaccu worden tijdens het gebruik zeer warm! Raak deze onderdelen daarom niet direct
na het rijden aan; verbrandingsgevaar!
• Koppel de rijaccu los van de rijregelaar. Maak de stekkerverbinding volledig los.
• Pas nu mag de zender uitgeschakeld worden.
Summary of Contents for 1400039
Page 102: ...102 ...
Page 103: ...103 ...