100
Rolcentrum
Het rolcentrum is het theoretische punt, waarrond een as van het voertuig in de bochten kantelt.
Het rolcentrum volgt uit de geometrie van de ophanging. Als men een lijn trekt, parallel met de
bovenste (a) en de onderste (b) wieldraagarm van één kant, dan snijden deze zich aan de
overliggende kant. Als u dit snijpunt (C) verbindt met het bandenopstandpunt, dan bevindt het
rolcentrum zich op het snijpunt van deze rechte (d) met de middellijn van het model (x).
Bij een laag rolcentrum is de hefboomwerking van het zwaartepunt hoog, het voertuig neigt in
bochten sterk tot kippen rond de rolas.
U kunt het rolcentrum van een as veranderen, door de bovenste wieldraagarm van de voorste en
de achterste as naar andere stuurpunten om te zetten. De hoek tussen de bovenste en de
onderste wieldraagarm wordt daarmee veranderd.
• Een laag rolcentrum leidt tot een beter kleven van de banden en een betere uitbreekgedrag bij
het verlaten van de bochten.
• Een hoog rolcentrum vermindert de uitbreekneiging, het voertuig wordt gehoorzamer.
De aanpassingen moeten een beide zijden tegelijk worden doorgevoerd!
Een verandering van het rolcentrum heeft ook invloed op andere instellingen van
het voertuig!
9. Onderhoud
Er moeten regelmatig onderhoudswerkzaamheden en functiecontroles gedaan worden. Deze zorgen voor een stoorvrije werking en lange rijprestaties.
Door de trillingen van de motor en schokken tijdens het rijden kunnen er onderdelen en schroefkoppelingen losraken.
Controleer daarom vóór elk gebruik:
• of de wielmoeren en alle schroefverbindingen nog stevig vastzitten;
• als u de schroeven opnieuw plaatst, moet u deze met borglak beschermen
• of de servostuurhevel stevig op de servoas zit
• de plaats en toestand van de brandstofslangen en de luchtfilter
• de installatie van de kabels.
• Controleer ook de laadtoestand van de zender- en ontvangeraccu´s.
Reiniging
• Verwijder na het rijden stof en vuil van het volledige voertuig. Gebruik bv. perslucht en/of een speciale gasreiniger.
• Let vooral op de lagers. Verwijder af en toe de wielen en verwijder stof en vuil van de kogellagers.
• Na de reiniging moeten de onderdelen die bewegen opnieuw gesmeerd worden.
• Verwijder na het smeren van de lagers de eruit lopende olie of het vet omdat zich hier bijzonder goed stof kan vastzetten.
• Reinig ook de koelribben van de cilinder regelmatig met een tandenborstel om een optimale warmteafvoer te waarborgen.
Remmen
De remvoeringen resp. de remschijven verslijten mettertijd. Hierdoor vermindert het remeffect omdat de maximale remdruk op de dikte van nieuwe voeringen en
remschijven ingesteld werd.
Als u een vermindering van het remeffect vaststelt:
• controleer de dikte van de remschijven en
• corrigeer eventueel de positie van de stelringen aan de remkoppelingsstang.
Smeren
Alle bewegende en gelagerde delen moeten na elke reiniging en na elk gebruik met dunvloeibare smeerolie of spuitvet gesmeerd worden.
Bij slechte weers- en omgevingsvoorwaarden rijden
De componenten van de RC-installatie zijn niet waterdicht!
Sluit de ontvangerbox zorgvuldig af, door het deksel niet alleen vast te klikken, maar ook door naar voor te drukken de lus te vergrendelen.
Summary of Contents for 23 65 55
Page 106: ...106 ...
Page 107: ...107 ...