ProFlow Water softener, Installation & Operating Instruction, Page: 63 / 104

INSTALLATIE
Pagina 63
NL - Nederlands
DUPLEX/TRIPLEX PARALLEL
met meerkranen-bypass (niet meegelev.)
Afbeelding 5

= ingang waterontharder (onbehandeld water)

= uitgang waterontharder (behandeld water)

= Serviceklep
1.
Installeer het meerkranen-bypasssysteem.
2. Schroef de aansluitset met moeren op de
in/uitgangspoorten van de besturingsklep (

&

);
vergeet de afdichtingen niet. Draai de moeren handvast.
3. Schroef de Serviceklep (

) op het koppelstuk op de
uitgangspoort (

) van de besturingsklep; vergewis u
ervan de stromingsrichting te respecteren (zie
indicatiepijl op de onderkant van de Serviceklep);
gebruik een gepast afdichtmiddel.
4. Sluit de IN kraan van het bypasssysteem aan op het
koppelstuk op de ingangspoort
(

) van de
besturingsklep
5. Sluit de OUT kraan van het bypasssysteem aan op de
Serviceklep (

).
6. Herhaal stappen 2-5 voor alle Simplex systemen.
7. Sluit de watertoevoer aan op de ingang van het
bypasssysteem.
8. Sluit de toepassing aan op de uitgang van het
bypasssysteem.
QUADPLEX PARALLEL (= 2 x DUPLEX)
met meerkranen-bypass (niet meegelev.)
Afbeelding 6
RIOOL

Wij raden het gebruik aan van een standpijp met
waterslot.

Om terugstroming vanuit het rioolstelsel in de
waterontharder te vermijden, dient er steeds een
luchtspleet te zijn tussen het uiteinde van de rioolslang en
het rioolstelsel zelf; als vuistregel geldt dat de luchtspleet
minimaal 2x de diameter van de rioolslang dient te zijn.

Maak steeds gebruik van aparte rioolslangen voor de
besturingsklep(pen) (afvoer van spoelwater) en de overloop
van de pekelbak(ken).

Leid de rioolslangen zo dat drukverlies geminimaliseerd
wordt; vermijd knikken en onnodige verhogingen.

Vergewis u ervan dat het rioolstelsel geschikt is voor
het spoelwaterdebiet van de waterontharder.
Afbeelding 7
1. Bevestig een slang met diameter 13 mm aan de
rioolelleboog van de besturingsklep (

); zet ze vast met
behulp van een spanbeugel.
2. Leid de rioolslang naar het rioolstelsel en bevestig ze aan
de standpijp; zorg voor een voldoende grote luchtspleet.
Deze rioolleiding opereert onder druk en mag dus hoger
geïnstalleerd worden dan de waterontharder.
3. Bevestig een slang met diameter 13 mm aan de
overloopelleboog van de pekelbak; zet ze vast met
behulp van een spanbeugel.
4. Leid de rioolslang naar het rioolstelsel en bevestig ze aan
de standpijp; zorg voor een voldoende grote luchtspleet.
Deze rioolleiding opereert NIET onder druk en mag dus
NIET
hoger geïnstalleerd worden dan de
waterontharder.
5. Voor Duplex/Triplex : herhaal stappen 1-4 voor alle
Simplex systemen.
ELEKTRISCH
Afbeelding 8
1. Plug het uitgangsnoer van de transformator in de stekker
aan het aansluitsnoer van de waterontharder; zet de
verbinding vast met behulp van de TwistLock klem.
2. Plug de transformator in een stopcontact.

SERVICEKLEPPEN
Afbeelding 9
1. Voor Duplex/Triplex Parallel : plug de DIN-stekker op het
aansluitsnoer van de Serviceklep in de DIN-bus aan de
achterzijde van de elektronische besturing van de
respectievelijke besturingsklep (

).

INTERCONNECT-KABEL
Afbeelding 10
1. Voor Duplex Alternerend : verbind de besturingskleppen
met elkaar door middel van de InterConnect-kabel; plug
de DIN-stekkers op de InterConnect-kabel in de DIN-
bussen aan de achterzijde van de elektronische
besturing van elke besturingsklep (

).