94
NL/BE
Ook een metalen ladder of een
steiger kunnen een omgeving met
verhoogd gevaar voor een elek-
trische schok scheppen.
In een dergel
ijke omgeving
dienen een isolerende onder-
grond en tussenlagen te worden
gebruikt, verder dienen kaphand-
schoenen en hoofdbedekkingen
van leer of van andere isolerende
stoffen te worden gedragen
om het lichaam van aarde te
isoleren. De lasstroombron moet
zich buiten het werkgebied resp.
elektrisch geleidende vlakken en
buiten het bereik van de lasser
bevinden. Aanvullend bescher-
ming tegen een schok door
netspanning bij een storing kan
door het gebruik van een aard-
lekschakelaar zijn voorzien, die
bij een lekstroom van niet meer
dan 30 mA wordt gebruikt en
alle inrichtingen voor het netspan-
ningsbedrijf in de buurt voedt.
De aardlekschakelaar moet voor
alle stroomtypen zijn geschikt.
Middelen voor het snel elektrisch
ontkoppelen van de lasstroom-
bron of het lasstroomcircuit
(bijv. noodstopinrichting) moeten
gemakkelijk zijn te bereiken.
Bij gebruik van lasapparaten
onder elektrisch gevaarlijke
omstandigheden mag de uit-
gangsspanning van het lasap-
paraat dat stationair draait,
niet hoger zijn dan 113 V (piek-
waarde). Dit lasapparaat mag op
basis van de uitgangsspanning in
deze gevallen worden gebruikt.
z
Lassen in nauwe
ruimten
Bij het lassen in nauwe ruimten
kan een gevaar voor toxische
gassen (verstikkingsgevaar)
ontstaan. In nauwe ruimten mag
alleen worden gelast, wanneer
er geïnstrueerde personen in de
onmiddellijke nabijheid aanwe-
zig zijn, die in geval van nood
kunnen ingrijpen. Hier dient voor
aanvang van het lasproces een
analyse door een deskundige te
worden uitgevoerd om te bepa-
len welke stappen noodzakelijk
zijn om de veiligheid van het
werk te waarborgen en welke
voorzorgsmaatregelen dienen te
worden genomen gedurende het
eigenlijke lasproces.
Veiligheidsaanwijzingen