NL
Nederlands –
2
5.1 - Aanbevelingen bij het programmeren
• Algemeen
- U dient zich strikt aan de in de procedure aangegeven tijdslimieten te houden.
- De posities
0
,
1
van de zonwering, die in de tekst genoemd worden, komen over-
een met de posities die getoond zijn op
afb. 14
.
-
Tijdens de installatie en afstelling, als de elektrische aansluitingen niet definitief zijn,
is het mogelijk om het systeem te bedienen met de juiste eenheden TTU van Nice
(
afb. 15
).
5.2 - Programmering van de eindaanslagen
De eindaanslagen “
0
” en “
1
” (
afb. 14
) zijn de basisposities die de zonwering aan-
neemt aan het einde van de Beweging omhoog (“
0
”) en aan het einde van de Bewe-
ging omlaag (“
1
”).
Om de procedure te kiezen die het best geschikt is voor de kenmerken van de instal-
latie, raadpleegt u
afb. 17
.
5.3 - Opmerking over de functie “RDC”
Dankzij de functie
RDC
wordt voorkomen dat het doek na afloop van de sluitma-
noeuvre te strak gespannen blijft. De functie bestaat uit een automatische reductie
van het trekkoppel van de motor gedurende de eindfase van de sluitmanoeuvre (zie
voor het instellen van de gewenste koppelwaarde paragraaf 5.6).
Deze functie wordt in de fabriek als actief ingesteld, maar werkt niet als de eindaan-
slagen met de handmatige procedure worden ingesteld (paragraaf 5.4).
Let op!
- Een verkeerde aansluiting kan storingen of gevaarlijke situaties veroorzaken.
- De in deze handleiding aangegeven aansluitingen dienen nauwgezet te worden
aangehouden.
- In het voedingsnet van het product moet een inrichting voor afkoppeling van het net
worden geïnstalleerd die een dusdanige openingsafstand tussen de contacten heeft
dat volledige afkoppeling in de condities van overspanningcategorie III mogelijk is,
in overeenstemming met de installatievoorschriften (deze afkoppelinrichting wordt
niet bij het product geleverd).
Zie voor het stand brengen van de elektrische aansluitingen het schakelschema van
afb. 11
. Het schema beschrijft de verbinding tussen de twee motoren, de aansluiting
van een drukknoppenpaneel voor de bediening, de aansluiting op het elektriciteitsnet
en de aansluiting van een inrichting voor afkoppeling van het elektriciteitsnet. In de
volgende tabel is de functie van elk van de geleiders vermeld.
Kabel van de “MASTER” motor – 6 geleiders:
1 - Geel-groen:
= “Aarde” van het systeem (equipotentiaal-veiligheidsaansluiting).
2 - Blauw:
= “Gemeenschappelijk” van het systeem (meestal verbonden met Neutraal).
3 - Bruin:
= elektrische stijgfase (of daalfase) van het systeem.
4 - Zwart:
= elektrische daalfase (of stijgfase) van het systeem.
5 - Paars:
= elektrische stijgfase (of daalfase) van de “slave” motor.
6 - Rood:
= elektrische daalfase (of stijgfase) van de “slave” motor.
Kabel van de “SLAVE” motor – 4 geleiders:
7 - Paars:
= elektrische stijgfase (of daalfase) van de “slave” motor.
8 - Rood:
= elektrische daalfase (of stijgfase) van de “slave” motor.
9 - Blauw:
= “Gemeenschappelijk” (meestal verbonden met Neutraal).
10 - Geel-groen:
= “Aarde” (equipotentiaal-veiligheidsaansluiting).
• Koppeling van de bewegingen Omhoog en Om laag aan de
respectievelijke bedieningsknoppen
Wanneer de afsluitingen tot stand zijn gebracht, een aantal manoeuvres laten uitvoe-
ren(
*
) om te controleren of de bewegingen omhoog en omlaag correct aan de betref-
fende bedieningsknoppen zijn gekoppeld. Als dit niet zo is, dient u de aansluiting
tussen de
Bruine
en
Zwarte
geleiders om te draaien.
(
*
) – Gedurende de uitvoering van de manoeuvre nagaan of de zonwering 2 korte be-
wegingen uitvoert (= automatisering correct aangesloten). De richting waarin de motor
draait is niet van belang
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
4
PROGRAMMERING
5
3.3 - Overige installatiewerkzaamheden
3.3.1 - De uitgangsrichting van de kabel veranderen
(alleen voor de uitvoering Neo Tandem L)
Als u de uitgangsrichting van de kabel wilt veranderen, dient u te werk te gaan zoals is aan-
gegeven op
afb. 6
:
01.
Verwijder het beschermdeksel door het in de richting van de pijl te trekken.
02.
Buig de kabel in de gewenste richting.
03.
Zet het beschermdeksel weer terug door het met kracht op zijn plek te drukken.
3.3.2 - Een beschadigde voedingskabel vervangen
(alleen voor de uitvoering Neo Tandem M, Neo Tandem L)
Als de voedingskabel (of de stekker hiervan) beschadigd is, dient u deze te vervangen door
een identieke kabel, deze is verkrijgbaar bij de Klantenservice van Nice.
Vervanging van de kabel op de motor Neo Tandem M (afb. 9):
A.
Draai de ring tot de afschuining samenvalt met één van de koppeltanden, en
maak vervolgens los.
B.
Doe hetzelfde voor de andere tand.
C.
Buig de kabel naar binnen toe en verwijder de bescherming door deze voorzich-
tig naar buiten toe te draaien.
D.
Verwijder de connector door eraan te trekken.
Vervanging van de kabel op de motor Neo Tandem L (afb. 10):
A.
Verwijder de bescherming door hem naar buiten te trekken.
B.
Verwijder de connector door eraan te trekken.
3.3.3 - Installeren van het drukknoppenpaneel aan de wand
Installeer op de wand een drukknoppenpaneel en ne em hierbij de volgende aanbe-
velingen in acht:
– Ieder Era Tandem-systeem kan worden aangesloten en bediend via één enkel druk-
knoppenpaneel (
afb. 12
). Zie voor het aansluiten hiervan
Afb. 11
. Als er meerdere
systemen zijn, is het niet mogelijk al deze systemen te bedienen via hetzelfde druk-
knoppenpaneel (
afb. 13
).
– kies een drukknoppenpaneel met 2 drukknoppen (
Omhoog
en
Omlaag
).
– aangeraden wordt om een drukknoppenpaneel te gebruiken dat in de modus
“persoon aanwezig” werkt, dat wil zeggen, waarbij de drukknop ingedrukt moet
worden gehouden voor de gewenste duur van de manoeuvre.
– plaats het drukknoppenpaneel in het zich van de zonwering, maar ver uit de buurt
van de bewegende onderdelen.
– plaats het drukknoppenpaneel naast de zonwering, op het punt waar zich de van
de buismotor met de functie “master” afkomstige elektriciteitskabel en de netvoe-
dingskabel bevinden.
– plaats het drukknoppenpaneel op een hoogte van meer dan 1,5 m vanaf de vloer.
Wat te doen als...
(leidraad bij het oplossen van de problemen)
6.1 - Maximale continue bedrijfscyclus
Over het algemeen zijn de buismotoren ontworpen voor gebruik bij een woning en,
ook al garanderen zij een continu gebruik van ten hoogste 4 minuten, voor een niet-
voortdurend gebruik. Daarom treedt in geval van oververhitting (bijvoorbeeld tenge-
volge van een voortdurend en langdurig gebruik) automatisch een motorbeveiliging
in werking die de elektrische stroomtoevoer onderbreekt en weer herstelt wanneer
de temperatuur opnieuw een normale waarde heeft bereikt.
AANBEVELINGEN VOOR HET DAGELIJKSE
GEBRUIK VAN DE AUTOMATISERING
6
q
Wanneer een elektrische fase wordt gevoed, beweegt het systeem niet:
Sluit de mogelijkheid uit dat er een thermische beveiliging in werking is getreden
(in dit geval is het voldoende te wachten tot de motor is afgekoeld), en voer daar-
na de volgende controles uit.
• Controleer of de netspanning overeenkomt met de gegevens die vermeld zijn in
de paragraaf met technische gegevens van deze handleiding, door de spanning
tussen de “gemeenschappelijke” geleider en de gevoede elektrische fase te
meten.
• Controleer de verbinding tussen de twee motoren en het elektriciteitsnet.
• Probeer tot slot de tegenovergestelde elektrische fase te voeden.
q
Wanneer er een bedieningsinstructie wordt verstuurd, lijkt het systeem te
starten (er is een geluid te horen) maar start uiteindelijk niet
:
• Controleer de verbinding tussen de twee motoren en het elektriciteitsnet.
• Het is mogelijk dat de thermische beveiliging van één van de twee motoren in
werking is getreden, wacht totdat deze motor is afgekoeld.
• Verzeker u ervan dat de draairichtingen van de twee motoren onderling op
elkaar zijn afgestemd, zodat de zonwering omhoog of omlaag kan bewegen.
q
Het systeem werkt in de noodconditie, d.w.z. “persoon aanwezig”
:
• Controleer of de motoren een sterke elektrische of mechanische schok hebben
ondergaan.
• Controleer of de onderdelen waaruit de motor bestaat mechanisch intact zijn.
• Voer de procedure voor het wissen van gegevens uit (paragraaf 5.7) en pro-
grammeer de eindaanslagen opnieuw.
Handmatige procedure
paragraaf 5.4
Semiautomatische procedure
paragraaf 5.5
17