86
GB
D
F
I
NL
E
P
GR
RU
TR
h. Stel meerdere buitenapparaten in als een groep vanaf de afstandsbedieningseenheid (RC) nadat de spanning is ingeschakeld. Zie de installatiehandleiding van de
afstandsbedieningseenheid voor meer informatie.
i.
Wanneer u een transmissiebooster (RP) gebruikt
• Zorg dat het aantal aangesloten binnenapparaten en afstandsbedieningseenheden valt binnen het aantal eenheden dat in de volgende tabel wordt aangegeven voor
het totaal aantal eenheden dat is aangesloten tussen het buitenapparaat (OC) en de transmissieversterker (RP) N
1
en het aantal eenheden dat is aangesloten na de
transmissieversterker (RP) N
2
.
• Sluit de voedingsaarde stevig aan op de transmissieversterker (RP).
Sluit de transmissiekabels van de kant van het buitenapparaat aan op de aansluitingen A en B van het aansluitblok voor transmissiekabels 1 (TB2) van de
transmissieversterker (RP).
Sluit de transmissiekabels van de kant van het expansie-binnenapparaat aan op de aansluitingen A en B van het aansluitblok voor transmissiekabels 2 (TB3) van de
transmissieversterker (RP).
Het aantal binnenapparaten en het totaal aantal afstandsbedieningen is tussen haakjes ( ) aangegeven.
*1 Zelfs als er in het koelsysteem slechts één apparaat is aangesloten dat hoger is dan 200, wordt de maximale capaciteit 200 of hoger.
<Instelling aftakking> *Behuizing van de R2/WR2/BIG-R2-serie
Stel het aftakkingsnr. van het binnenapparaat in op het aftakkingsnr. van de BC-bedieningseenheid die de pijpen op het binnenapparaat aansluit.
Als u twee of meer aftakkingen gebruikt, stelt u het laagste aftakkingsnr. in.
De capaciteit van het binnenapparaat dat per aftakking kan worden aangesloten, is P80 of minder. Het aantal aan te sluiten apparaten is 3.
<Toegestane lengte>
1
M-NET-afstandbediening
•
Grootste lengte via buitenapparaten: L
1
+L
2
+L
3
+L
4
en L
1
+L
2
+L
3
+L
5
en L
1
+L
2
+L
6
+L
7
=
500 m (1,25 mm
2
of dikker)
•
Grootste lengte transmissiekabel: L
1
en L
3
+L
4
en L
3
+L
5
en L
6
en L
2
+L
6
en L
7
=
200 m (1,25 mm
2
of dikker)
•
Lengte kabel afstandsbedieningseenheid:
r
1
,
r
2
,
r
3
,
r
4
=
10 m (0,3 tot 1,25 mm
2
)
Wanneer de lengte groter is dan 10 m, gebruik dan afschermbedrading van 1,25 mm
2
. De lengte van dit gedeelte (L
8
) moet
worden meegenomen in de berekening van de maximale lengte en de totale lengte.
2
MA-afstandbediening
•
Grootste lengte via buitenapparaten (M-NET-kabel): L
1
+L
2
+L
3
+L
4
en L
1
+L
2
+L
6
+L
7
=
500 m (1,25 mm
2
of dikker)
•
Grootste lengte transmissiekabel (M-NET-kabel): L
1
en L
3
+L
4
en L
6
en L
2
+L
6
en L
7
=
200 m (1,25 mm
2
of dikker)
•
Lengte kabel afstandsbedieningseenheid:
c
1
en
c
1
+
c
2
+
c
3
en
c
1
+
c
2
+
c
3
+
c
4
=
200 m (0,3 tot 1,25 mm
2
)
3
Transmissiebooster-apparaat
•
Grootste lengte transmissiekabel (M-NET-kabel):
1
L
1
+L
2
+L
3
+L
5
+L
6
=
200 m (1,25 mm
2
)
2
L
1
+L
2
+L
3
+L
5
+L
7
=
200 m (1,25 mm
2
)
3
L
1
+L
2
+L
4
=
200 m (1,25 mm
2
)
4
L
6
+L
5
+L
3
+L
4
, L
4
+L
3
+L
5
+L
7
=
200 m (1,25 mm
2
)
•
Lengte kabel afstandsbedieningseenheid:
r
1
,
r
2
=
10 m (0,3 tot 1,25 mm
2
)
Als de lengte groter is dan 10 m, gebruik dan afgeschermde draad met een doorsnedeoppervlakte van 1,25 mm
2
en bereken
de lengte van dat gedeelte (L
4
en L
7
) dan in verhouding tot de totale lengte en de grootste afstand tot de afstandsbediening.
10.4. Bedrading van netvoeding en capaciteit van apparatuur
Schematisch diagram voor bedrading (Voorbeeld)
[Fig. 10.4.1]
(P.9)
A
Schakelaar (onderbrekers voor het bedraden)
B
Onderbrekers bij stroomlekken
C
Buitenapparaat
D
Buitenapparaat (eenheid met variabele capaciteit)
E
Buitenapparaat (eenheid met constante capaciteit)
F
Binnenapparaat
G
Pullbox
H
Transmissiebooster
Å
Å
Å
Å
Å
Opmerking:
1. Afhankelijk van het aantal aangesloten binnenapparaten, is een transmissieversterker wel of niet noodzakelijk.
2. Zie de installatiehandleiding van de transmissieversterker voor meer informatie over de schakelcapaciteit.
Afstandsbediening
MA R/C
M-NET R/C
32
20 (40)
26
16 (32)
(*1)
Eigenschappen van de
aangesloten binnenapparaten
Type afstandsbediening
Aantal binnenapparaten dat kan worden
aangesloten zonder RP
200 of lager
200 of hoger
Geen OS
Een OS
Geen OS
Een OS
Stel het laatste adres in in dezelfde groep van binnenapparaten. Stel het adres van de binnenapparaten die op de slave-
BC-bedieningseenheid zijn aangesloten, hoger in dan dat van de binnenapparaten die op de master-BC-bedienings-
eenheid zijn aangesloten (*1)
Stel de adressen in van elk apparaat, anders dan de IC (Hoofd), in de groep van binnenapparaten. IC (Hoofd) moet
opeenvolgend zijn
Meest recente adres van binnenapparaten in hetzelfde koels 50
Adres plus 1 van de eenheid met variabele capaciteit
Adres buitenap 1. Wanneer het adres dat u voor het binnenapparaat heeft ingesteld, gelijk is aan het adres van
een ander binnenapparaat, stelt u het nieuwe adres dan in op een vrij adres dat binnen het instellingsbereik ligt.
Laagste adres van de binnenapparaten die op de BC-bedieningseenheid (slave) zijn aange 50
Adres IC (Hoofd) + 100
Adres IC (Hoofd) + 150
Niet-vereiste adresinstelling (vereiste Hoofd/Subinstelling)
*1: Behuizing van de BIG-R2-serie, *2: Behuizing van de R2/WR2/BIG-R2-serie
IC (Hoofd)
IC (Ondergeschikt)
Buitenapparaat
(Eenheid met variabele capaciteit)
Buitenapparaat
(Eenheid met constante capaciteit)
Aftakkingsbedieningseenheid
(master) (*2)
Aftakkingsbedieningseenheid
(slave) (*1)
M-NET R/C (Hoofd)
M-NET R/C (Ondergeschikt)
MA R/C
01 t/m 50
01 t/m 50
51 t/m 100
51 t/m 100
51 t/m 100
51 t/m 100
101 t/m 150
151 t/m 200
–
Bereik
Apparaat
Instellingsmethode