43
GB
D
F
I
NL
E
P
GR
RU
TR
Waarschuwing:
Wanneer u de airconditioner op een andere plaats installeert, dient u deze
alleen te vullen met die koelstof (R407C of R22) welke vermeld staat op het
apparaat.
- Indien een andere koelstof wordt gebruikt of indien er lucht wordt gemengd met
de oorspronkelijke koelstof, kan er een storing optreden in de koelcyclus en kan
het apparaat beschadigd raken.
Voorzichtig:
•
Gebruik fosforhoudende, zuurstofarme C1220-koperpijpen (CU-DHP) als
koelstofpijpen zoals opgegeven in JIS H3300 “Naadloze pijpen en buizen
van koper of koperlegeringen”. Daarnaast dient u ervoor te zorgen dat
de binnen- en buitenoppervlakken van de pijpen schoon zijn en vrij zijn
van gevaarlijk zwavel, oxiden, stof/vuil, deeltjes ten gevolge van nasnijden,
olieresten, vocht of andere verontreinigingen.
•
Maak geen gebruik van de bestaande koelstofpijpen.
- De oude koelstof en koelmachine-olie in de bestaande buizen bevat een
grote hoeveelheid chloor die ervoor kan zorgen dat de koelmachine-olie van
het nieuwe apparaat verslechtert.
•
Sla de te gebruiken pijpen binnen op en zorg ervoor dat beide uiteinden
van de pijpen afgesloten zijn, tot vlak voordat deze worden gesoldeerd.
- Indien er stof, vuil of water in de koelcyclus terecht komt, kan dit verslechte-
ring van de olie of een storing in de compressor als gevolg hebben.
•
Gebruik Suniso 4GS of 3GS (kleine hoeveelheid) als koelmachine-olie
voor de coating van optromp- en flensverbindingen. (Voor typen die ge-
bruik maken van R22)
•
Gebruik esterolie, etherolie of alkylbenzeen (kleine hoeveelheid) als koel-
machine-olie voor de coating van optromp- en flensverbindingen. (Voor
typen die gebruik maken van R407C)
- De koelstof die in de airconditioner wordt gebruikt is uiterst hygroscopisch,
en vermengd met water kan het de kwaliteit van de koelmachine-olie ver-
slechteren.
Voorzichtig:
Voor een goede constructie moet de inlaatpijp 850 mm of langer zijn.
Altijd horizontaal installeren.
•
Als u leidingen doorvoert, plaats dan een stuk canvas leiding op de plek waar
de leidingen het apparaat in gaan.
•
Gebruik altijd onbrandbaar materiaal.
•
Gebruik altijd ruim voldoende thermisch isolatiemateriaal om
condensatievorming op luchtinlaat-, luchtuitlaatflenzen en luchtuitlaatleidingen
te voorkomen.
[Fig. 8.0.1] (P. 4)
A
Luchtinlaat
B
Luchtfilter (is reeds geplaatst)
C
Leiding
D
Canvas doorvoerleiding
E
Toegangsdeur
F
Plafond
G
Zorg dat deze afstand groot genoeg is om een te korte cyclus te voorkomen
H
Luchtuitlaat
I
Zorg dat de lengte van de pijp 850 mm of meer is.
8. Luchtkokers
7.2. Afvoerleidingwerk
1. Zorg ervoor dat de afvoerleiding naar beneden loopt (met een helling van ten-
minste 1/100), naar buiten (lozing). Monteer geen stankafsluiter of andere
onregelmatigheid in de leiding. (
1
)
2. Zorg ervoor dat kruiselings gemonteerde afvoerleiding niet langer is dan 20
meter (het hoogteverschil niet meegerekend). Voor lange afvoerleidingen moet
u een steunbeugel monteren om zakken van de leidingen te voorkomen. Mon-
teer nooit een ontluchtingspijp, omdat anders het afvalwater eruit kan komen.
3. Gebruik een harde PVC-pijp VP-25 (buitendiameter ø32 mm) voor de afvoer-
leidingen.
4. Zorg ervoor dat verzamelleidingen 10 cm lager dan de afvoeruitlaat van het
apparaat gemonteerd zijn, zoals in
2
wordt weergegeven.
5. Monteer geen stankafsluiter op de afvoeruitlaatopening.
6. Zorg ervoor dat u de uitlaat van de afvoerleiding zo monteert dat deze geen
stank veroorzaakt.
7. Doe het uiteinde van de afvoerleiding niet in een afvoer waar zich ionische
gassen ontwikkelen.
[Fig. 7.2.1] (P. 4)
A
Naar beneden lopende helling van 1/100 of groter
B
Aftapslang (accessoire)
C
Binnenapparaat
D
Verzamelleiding
E
Vergroot deze lengte tot ongeveer 10 cm
9. Elektrische bedrading
Voorzorgsmaatregelen bij elektrische bedrading
Waarschuwing:
Elektrisch werk moet door gekwalificeerde elektriciens gedaan worden in
overeenstemming met de van toepassing zijnde “Technische Normen voor
Elektrische Installatie” en de bijgeleverde installatie-instructies. Speciale
circuits moeten ook gebruikt worden. Als een voedingscircuit te weinig ca-
paciteit of een installatiedefect heeft, kan het een elektrische schok of brand
veroorzaken.
1. Zorg ervoor om voeding van het speciaal afgetakte circuit te gebruiken.
2. Zorg ervoor om een aardlekschakelaar in het voedingscircuit te installeren.
3. Monteer het apparaat zodanig dat geen van de regelcircuitkabels (afstands-
bediening, transmissiekabels) in direct contact met de voedingskabel buiten
het apparaat kan komen.
4. Zorg ervoor dat er op geen enkele kabelaansluiting speling zit.
5. Sommige kabels (voedings-, afstandsbedienings- en transmissiekabels) bo-
ven het plafond kunnen door muizen doorgebeten worden. Gebruik voor be-
scherming zoveel mogelijk metalen pijpen om kabels doorheen te trekken.
6. Verbind het netsnoer nooit met de voedingsleidingen voor de transmissiekabels.
Als u dit wel doet, begeven de kabels het.
7. Zorg ervoor dat u de regelkabels aan het binnenapparaat, de afstandsbedie-
ning en het buitenapparaat aansluit.
8. Aard het apparaat aan de kant van het buitenapparaat.
9. Selecteer regelkabels volgens de voorwaarden zoals op pagina
44
aangege-
ven.
Voorzichtig:
Zorg ervoor dat u het apparaat aan de kant van het buitenapparaat aardt.
Sluit de aardingskabel niet op een gas- of waterleiding, een bliksemafleider
of een aardingskabel voor de telefoon aan. Een niet goed geïnstalleerde aar-
dingskabel kan elektrische schokken veroorzaken.
Types regelkabels
1. Bedrading van transmissiekabels
•
Types transmissiekabels
Ontwerp de bedrading in overeenstemming met de hiernavolgende tabel <Ta-
bel 1>.
•
Kabeldiameter
Minimaal 1,25 mm
2
Summary of Contents for CITY MULTI PEFY-P-VMH-A-F Series
Page 79: ......