67
ń
5.1 Het instellen van de flitsfuncties
• Druk zo vak op de toets ‘Mode’, dat in het display ‘Mode’ wordt aangege-
ven. De volgende functies staan ter beschikking:
TTL-flitsfunctie, c.q. D-TTL / i-TTL;
BL
TTL-invulflitsfuncties, c.q. D-TTL-3D / i-TTL-BL
(afhankelijk van het type camera)
Automatisch-flitsenfunctie
Met de hand in te stellen flitsfunctie
Stroboscoop-flitsfunctie
• Met de toetsen UP
en DOWN
de gewenste flitsfunctie (
,
Automatisch flitsen
, manual
enz.) instellen. De
instelling reedt onmiddellijk in werking.
• Druk op de toets ‘Return’
. Het display schakelt naar de normale weer-
gave terug. Als u niet op de toets ‘Return’
drukt, schakelt het display
na ong. 5 sec. automatisch naar de normale weergave terug.
Flitsen met camera’s uit groep A (zie tabel 1)
De flitsparameters voor de ISO- en de diafragmawaarde, en de brandpunt-
safstand van het objectief, c.q. de zoomstand van de reflector moeten met de
hand worden ingesteld (zie 6). De aanduiding van de flitsreikwijdte in het
display wordt uit de ingestelde flitsparameters berekend.
Flitsen met camera’s uit groep B, C, D en E (zie tabel 1)
De flitsparameters voor de ISO- en de diafragmawaarde en de brandpunt-
safstand van het objectief, c.q. de zoomstand van de reflector, worden auto-
matisch ingesteld als de camera de betreffende gegevens aan de flitser door-
geeft.
De aanduiding van de flitsreikwijdte in het display wordt overeenkomstig de
ingestelde flitsparameters berekend.
Als de camera een of meerdere flitsparameters niet doorgeeft, moeten
die met de hand op de flitser worden ingesteld (zie 6).
☞
M
A
TTL
M
A
TTL
TTL
5.2 TTL-flitsen
Bij TTL-flitsen bereikt u op de eenvoudigste manier zeer goede flitsopnamen.
In deze functie wordt de belichtingsmeting door een sensor in de camera uit-
gevoerd. Deze meet het door het objectief (TTL = ‘Through The Lens’) binnen-
komende licht. Bij het bereiken van de vereiste hoeveelheid licht stuurt de
elektronica van de camera een stopsignaal naar de flitser en deze breekt
onmiddellijk het uitstralen van licht af. Het voordeel van deze flitsmethode ligt
daarin, dat alle factoren die de belichting beïnvloeden (opnamefilters, uit-
trekverlenging bij dichtbijopnamen etc.) automatisch bij het regelen van het
flitslicht in acht worden genomen.
De TTL-flitsfunctie wordt door alle camerafuncties (bijv. program ‘P’, tijdauto-
matiek ‘A’, diafragma-automatiek ‘S’, de varia- c.q. onderwerpsprogramma’s,
manual ‘M’ enz.) ondersteund.
Het instellen:
• Druk zo vaak op de toets ‘Mode’, dat in het display ‘Mode’ wordt aange-
geven.
• Stel met de toetsen UP
en DOWN
de flitsfunctie
in. De geselecte-
erde flitsfunctie wordt daarbij tegen een balkje geplaatst. De instelling
treedt onmiddellijk in werking.
• Druk op de toets ‘Return’
. Het display schakelt naar de normale weer-
gave terug. Als u niet op de toets ‘Return’
drukt, schakelt het display
na ong. 5 sec. automatisch naar de normale weergave terug.
De standaard TTL-flitsfunctie wordt alleen door camera’s uit de groe-
pen A, B en C ondersteund!
D-TTL en i-TTL flitsfuncties
De D-TTL en i-TTL flitsfuncties zijn een verdere ontwikkeling van de standaard
TTL-flitsfunctie van analoge camera’s. Deze worden door camera’s uit de
groepen D, c.q. E ondersteund (zie Tabel 1). Bij de opname worden, vooraf-
gaand aan de eigenlijke belichting, meerdere vrijwel onzichtbare meetflitsen
door de flitser afgegeven. Het gereflecteerde licht van de meetflitsen vooraf,
wordt door de camera geëvalueerd. Overeenkomstig deze evaluatie wordt
de flitsbelichting door de camera aan de opnamesituatie aangepast (zie de
☞
TTL
706 47 0029-A3 58 AF-1 N 30.05.2007 8:05 Uhr Seite 67