49
6. Opstelling/montage
De installatie van het apparaat mag uitsluitend door een vakman worden uitgevoerd die
vertrouwd is met de gevaren en relevante voorschriften. Het product mag alleen onderhouden,
bediend en in gebruik genomen worden door personen die overeenkomstig gekwalificeerd zijn.
Let er bij het plaatsen van het apparaat op, dat blootstelling aan schokken, trillingen, stof, hitte,
kou en vocht moet worden voorkomen. Er mogen bovendien geen sterke transformatoren of
motoren in de buurt van het apparaat zijn.
Zorg er bij de plaatsing/montage voor, dat de aansluitkabels en de afstandsbediening niet
worden afgekneld of door scherpe randen worden beschadigd.
Gebruik het apparaat niet op brandbare oppervlakken of in de buurt van brandbare voorwerpen.
Houd steeds een afstand aan van minstens 3m tot brandbare voorwerpen.
Let er op, dat de neveluitgang niet wordt gericht op personen, dieren of open vuur. De
uittredende, hete damp kan leiden tot brandwonden (zorg voor een veiligheidsafstand van
minstens 1m).
Zorg voor voldoende ventilatie van het apparaat, houd een afstand van 0,5m rond het apparaat
vrij, en dek de ventilatieopeningen niet af.
Plaats het apparaat nooit op een instabiele ondergrond. Door het vallen ervan kunnen personen
letsel oplopen.
De positie van het apparaat is horizontaal resp. verticaal. Bij verticale plaatsing en bij
wandmontage mag de nevelvloeistoftank slechts tot de helft worden gevuld, zodat er tijdens
het vullen en tijdens het bedrijf geen vloeistof kan uitlopen.
Het apparaat moet buiten handbereik van personen worden opgesteld/gemonteerd. Als de
nevelmachine op een hogere plaats wordt opgesteld, dan mag het gebied onder de nevelmachine
niet betreden worden (gevaar van uitglijden en letsel door de hete nevelvloeistof en haar
resten).
Tijdens montage- en servicewerkzaamheden dient het gebied onder de plaats van opstelling
afgesloten te zijn.
Het plaatsings-/montageoppervlak of de montage-inrichting dient zo geconstrueerd te zijn dat
deze minstens 1 uur lang de 10-voudige werkbelasting zonder blijvende schadelijke vervorming
kan doorstaan.
Het apparaat dient bovendien bij een hoge opstelling/montage door een tweede
veiligheidsophanging te worden geborgd, die onafhankelijk is van de eigenlijke montage-
inrichting. Bij fouten van het hoofdophangsysteem mogen er geen onderdelen van de installatie
naar beneden vallen.
Bij de opstelling/montage moet worden voldaan aan alle wettelijke bepalingen, van kracht in het
betrokken land.