![Mark G(N)CT/RE Technical Manual Download Page 37](http://html1.mh-extra.com/html/mark/g-n-ct-re/g-n-ct-re_technical-manual_1727441037.webp)
NL
3.0 Inbedrijfstelling / buiten bedrijfstelling
3.1 Algemeen
Elk toestel wordt voor verpakken volledig op veiligheid en juiste werking getest. Hierbij worden
o.a. de gasdruk, branderdruk en CO afgesteld. Controleer echter altijd het branderdrukverschil en
de voordruk. Nooit onoordeelkundig aan regelschroeven draaien. Vergeet vooral niet de gebrui-
ker te instrueren over het correct gebruik en bedienen van het toestel en randapparatuur.
3.2 Controlewerkzaamheden
– Elektrische hoofdschakelaar uitschakelen.
– Ruimtethermostaat op minimum temperatuur instellen.
– Open de gasstop kraan, vervolgens de gasleidingen zorgvuldig ontluchten en controleren op lek-
kage. In géén geval open vuur gebruiken!
– Gasstopkraan sluiten.
– Elektrische hoofdschakelaar inschakelen en de ruimtethermostaat op maximumtemperatuur in-
stellen. De branderautomaat zal na een voorspoeltijd een elektrische vlamboog geven op de
waakvlambrander, de veiligheidsafsluiter van het gascombinatieblok zal openen. Aangezien de
gasstopkraan gesloten is, zal er geen vlam ontstaan. De branderautomaat gaat na 4 ontstekings
pogingen van elk ongeveer 30 seconden in storing. Na een wachttijd van ca. 30 seconden kan de
automaat ontgrendeld worden waarna dezelfde cyclus kan worden herhaald.
– Open de gasstopkraan, het toestel zal nu in bedrijf komen.
– Controleer het vlambeeld van de hoofdbranders (duidelijke vlamkern, gelijkmatig branden).
– Controleer bij een G(N)CT/RE toestel de draairichting van de ventilator en de opgenomen
stroom.
– Controleer bij toestellen met externe ventilator of de maximale opwarming van 40K niet wordt
overschreden.
3.3 Controleer de werking van de ruimtethermostaat
Bij een instelling lager dan de omgevingstemperatuur zullen de branders uitgaan. Bij een instelling
hoger dan de omgevingstemperatuur wordt de brander ontstoken.
3.4 Controle van de nominale belasting
Controleer met een drukmeter aangesloten op de gasdruk meetnippels
[4]
, het branderdrukver-
schil. Het drukverschil staat op de typeplaat en in tabel
[3]
onder “D”. Bij het aansluiten op de
branderdruk-meetnippels moeten de hoofdbranders tijdelijk gedoofd worden (d.m.v. ruimtether-
mostaat). Zorg ervoor dat tijdens deze controle het toestel niet kan uitgaan door de ruimtether-
mostaat in de hoogste stand in te stellen. De branderdruk kan gecorrigeerd worden door eerst de
afdekschroef te verwijderen en de schroef van de drukregelaar te verdraaien (linksom is lagere
druk, rechtsom hogere druk). Afdekschroef weer aanbrengen!
3.5 Controle van de voordruk
De gasvoordruk dient op het gasblok te worden gemeten bij een toestel dat in bedrijf is. De voor-
druk wordt vermeld op de typeplaat van het toestel. Ter controle kan een meting van de ver-
bruikte gashoeveelheid
[3]
via de gasmeter plaatsvinden (alle andere verbruikers tijdelijk afsluiten).
3.6
Controleer tenslotte of de werking van het toestel niet kan worden beïnvloed door andere
toestellen, plaatselijke luchtstromingen, corrosieve of explosieve dampen, enz.
37