59
NL
59
Hand-arm trillingswaarde: < 0,478 m/s
2
(+/- 0,545 m/s
2
)
Geluidsdrukniveau LPA: 72,0 dB; k = 3,0 dB(A)
Geluidsvermogeniveau LWA: 85 dB(A)
5 Uitpakken
Afbeeldingen
-
Uw apparaat wordt gedeeltelijk
gemonteerd geleverd. Meegeleverde
losse delen moeten al naargelang het
gebruik worden gemonteerd.
6 Voor het eerste gebruik
WAARSCHUWING
LEES HOOFDSTUK 2 “VOOR UW VEILIG-
HEID” VOOR U HET APPARAAT IN
GEBRUIK NEEMT.
Respecteer daarom de volgende veilig-
heidsaanwijzingen:
De stroomspanning moet met de
stroomgegevens (V~) op het typeplaatje
van het laadapparaat overeenkomen.
Gebruik uitsluitend het meegelever-
de oplaadapparaat.
Het oplaadapparaat mag uitsluitend
op droge plaatsen worden gebruikt.
AANWIJZING!
De geïntegreerde accu in
is gedeeltelijk gela-
den. Laadt voor het eerste gebruik de accu
volledig op. Let er daarbij op dat het
oplaadproces bij kamertemperatuur wordt
uitgevoerd. Alleen op deze wijze bereikt
men een hoge levensduur van de accu.
Het oplaadapparaat en de
kun nen tijdens het
opladen warm worden. Dit is normaal en
geen indicatie van een technisch defect.
De
kan op elk
moment, ongeacht de laadstatus, worden
opgeladen. Een vroegtijdige onderbreking
van het opladen beschadigt de accu niet.
Een veiligheidsschakeling in de apparaat
voorkomt dat de accu volledig leeg raakt.
De accu is uitgerust met een tempera-
tuurbewaking die de lading alleen toe-
staat in het temperatuurbereik tussen
0 °C en 45 °C. Hierdoor wordt een hoge
acculevensduur bereikt.
Probeer het apparaat niet opnieuw in te
schakelen nadat het automatisch is uit-
geschakeld. De accu kan hierdoor wor-
den beschadigd. Volg de aanwijzingen
voor de afvalverwerking van de accu.
6.1 Oplaadproces
Afbeeldingen
-
ATTENTIE
Onjuist gebruik van het apparaat kan
materiële schade veroorzaken! Respec-
teer daarom de volgende veiligheids-
aanwijzingen:
Het apparaat mag tijdens het laad-
proces niet worden ingeschakeld of
bediend!
Het oplaadproces begint zodra de
stroomstekker van het oplaadapparaat
(U)
in het stopcontact wordt gestoken
en de laadstekker in de laadbus van
wordt gestoken.
Door de intelligente oplaadmethode
wordt de oplaadtoestand van de accu
automatisch herkend en wordt afhanke-
lijk van accutemperatuur en -spanning de
optimale laadstroom gekozen. Daardoor
wordt de accu ontzien.
Indicatorstatussen:
De indicator op het oplaadapparaat
(U)
brandt groen wanneer het oplaadappa-
raat
(U)
op de stroom is aangesloten.
De indicator op het oplaadapparaat
brandt rood wanneer de laadstekker op
de
is aangesloten en
de accu wordt opgeladen.
DHet laadproces wordt aangegeven in de
laadstatusindicator
(B)
door een lichtbalk
weergegeven. Als de 4 indicatoren van de
laadstatusindicator
(B)
op het apparaat
permanent branden, is de accu in het
apparaat 99,9 % opgeladen (zie ook het
hoofdstuk 7.4.4).
2
1
4
3
3
max
RZ_MULTIJET_36V.qxp_Text_NL 28.01.21 11:05 Seite 59