Slangdiameter
25 mm (1")
19 mm (3/4")
GARDENA-slangklem
art. 7192
art. 7191
Slangverbinding [ afb. A1 ]
Nippel bij
<
afsnijden
[ afb. A2 ].
Nippel niet
afsnijden
[ afb. A3 ].
25 mm (1")- en 19 mm (3/4")-slangen die via de aansluit-nippel
(2)
worden aangesloten, moeten bijv. met een GARDENA slangklem
art. 7192 / 7191 bevestigd worden.
1. Alleen voor art. 1768 [ afb. A4 ]: Steek de vergrendeling van de
vlotterschakelaar
(A)
op de pompaansluiting
(1)
.
2. Schroef de aansluitnippel
(2)
op de pompaansluiting
(1)
.
(Verwijder de aansluitnippel
(2)
bij 25 mm (1")-slangen eerst bij
<
).
3. Schuif de slang op de aansluitnippel
(2)
en bevestig deze bijv. met
een GARDENA slangklem art. 7192 / 7191.
Slang via het GARDENA steeksysteem aansluiten [ afb. A5 ]:
Via het GARDENA-steeksysteem kunnen 19 mm (3/4")- / 16 mm (5/8") en
13 mm (1/2")-slangen aangesloten worden.
Slangdiameter
Pompaansluiting
13 mm (1/2")
GARDENA Pomp-aansluitset
art. 1750
16 mm (5/8")
GARDENA Kraanstuk
GARDENA Slangstuk
art. 18202
art. 18216
19 mm (3/4")
GARDENA Pomp-aansluitset
art. 1752
1. Alleen voor art. 1768 [ afb. A4 ]: Steek de vergrendeling van de
vlotterschakelaar
(A)
op de pompaansluiting
(1)
.
2. Sluit de slang via het desbetreffende GARDENA steeksysteem aan.
Drijvend afzuigsysteem aansluiten [ afb. A6 / A7 ]:
v
Sluit de vacuümbestendige aanzuigslang
(8)
met een G1" verbindings-
stuk (bijv. art. 1411) aan en bevestig die aan het andere uiteinde.
De aanzuigslang
(8)
moet zo ingekort worden dat deze tijdens de werking
geen lussen vormt en geen lucht wordt aangezogen.
Voor een storingsvrije werking (systeemontluchting) moet de terugslag-
klep
(9)
van het drijvende afzuigsysteem verwijderd worden.
v
Schroef de filterkorf
(10)
met een tang los.
De terugslagklep
(9)
is in deze toepassing niet vereist, aangezien de
pompen over een terugslagklep beschikken.
De aanzuigslang moet 50 cm lang zijn.
Bij het drijvende afzuigsysteem moet de pomp zich in de regenput
bevinden.
Aanzuigen in verticale positie terwijl de pomp hangt, is niet mogelijk.
In liggende positie werkt de vlotterschakelaar niet en is de droogloop-
beveiliging niet actief.
v
Schakel de pomp handmatig in en uit en controleer dit.
Als er geen doorstroming is, moet de pomp weer uitgeschakeld worden.
3. BEDIENING
GEVAAR! Lichamelijk letsel!
Verwondingsgevaar wanneer het product onopzettelijk
start.
v
Trek de stekker van het product uit het stopcontact voordat
u het product aansluit, instelt of transporteert.
Water pompen [ afb. O1 ]:
De pomp moet altijd met het meegeleverde touw in de bron resp. in het
waterreservoir ondergedompeld worden. Om de pomp te kunnen laten
aanzuigen moet de pomp ten minste 100 mm diep ondergedompeld zijn.
Om te voorkomen dat de filter vervuild raakt moet de pomp 30 cm boven
de bodem bevestigd worden.
1. Bind het touw
(3)
stevig aan het oog
(4)
vast.
2. Dompel de pomp via het touw
(3)
in de bron of in het waterreservoir.
3. Bevestig het touw
(3)
.
4. Verbind het netsnoer
(5)
bij diepe bronnen of putten (vanaf ca. 5 m)
met klemmen aan het touw.
5. Steek de stekker van de pomp in het stopcontact.
De pomp start ca. 3 sec. nadat de stekker van het netsnoer in het
stopcontact is gestoken. De pomp is gebruiksklaar.
Alleen voor art. 1768:
Automatische modus met vlotterschakelaar [ afb. O2 ]:
Omdat de pomp bij het uitblijven van pompvloeistof automatisch
uitschakelt, moet de vlotterschakelaar
(6)
zich vrij op het water-
oppervlak kunnen bewegen.
De druk blijft vanwege de geïntegreerde terugslagklep net zo lang in de
slang behouden, tot water via de slang wordt afgepompt.
Instellen van de in- en uitschakelhoogte [ afb. O3 ]:
De maximale inschakelhoogte en minimale uitschakelhoogte (zie
7. TECHNISCHE GEGEVENS) kunnen worden aangepast, door de
kabel van de vlotterschakelaar in de vlotterschakelaarver grendeling
(A)
te drukken.
• Hoe korter de kabel tussen de vlotterschakelaar
(6)
en de vergrendeling
van de vlotterschakelaar
(A)
is, des te lager wordt de inschakelhoogte
en des te hoger wordt de uitschakelhoogte.
v
Druk de kabel van de vlotterschakelaar
(6)
in de opening van de ver-
grendeling van de vlotterschakelaar
(A)
.
LET OP!
Om ervoor te zorgen dat het in- en uitschakelen van de vlotter-
schakelaar gewaarborgd is, moet de kabellengte tussen vlot-
terschakelaar en vlotterschakelaarvergrendeling min. 10 cm
bedragen.
Handmatige modus [ afb. O4 ]:
De pomp werkt continu, omdat de vlotterschakelaar wordt
overbrugd. Daardoor wordt de droogloopbeveiliging van de
pomp gedeactiveerd.
1. Druk de vlotterschakelaar
(6)
met de kabel naar beneden op de
vergrendeling van de vlotterschakelaar
(A)
.
2. Dompel de pomp met een aan de pomp bevestigd touw in een bron
of put.
3. Steek de stekker van de pomp in het stopcontact.
Let op! De pomp begint direct te lopen.
Alleen voor art. 1771 / 1773:
Automatisch bedrijf:
De pomp schakelt automatisch uit, zodra geen water meer wordt aan-
gezogen.
De druk blijft vanwege de geïntegreerde terugslagklep net zo lang in de
slang behouden, tot water via de slang wordt afgepompt.
Wanneer boven de slang water wordt aangezogen (de druk in de slang
valt onder ca. art. 1771: 2,2 bar / art. 1773: 2,9 bar), schakelt de pomp
automatisch in.
Programma voor kleine hoeveelheden en lekwaterwaarschuwing:
Lekwaterwaarschuwing:
De doorvoercontrole schakelt de pomp uit, zodra er geen water meer
wordt getapt. Bij lekkage aan de drukkant (bijv. bij een lekke drukslang
of waterkraan) schakelt de pomp met korte tussenpozen in en uit.
Wanneer de pomp vaker dan 7 x in 2 minuten (bij een lekkage < 6 l / h)
in- en uitschakelt, schakelt de pomp helemaal uit. Wanneer de lekkage
aan de drukkant is verholpen, moet de pompstekker uit- en weer inge-
stoken worden om hem weer klaar voor gebruik te maken.
Programma voor kleine hoeveelheden:
Om ervoor te zorgen dat de pomp bij een ongewilde toepassing met
kleine hoeveelheden (bijv. druppelbewateringssystemen) niet voortijdig
uitschakelt, wordt de lekwaterwaarschuwing pas na 60 minuten
geactiveerd (programma voor kleine hoeveelheden).
Het cyclisch in- en uitschakelen van de pomp tijdens het pro-
gramma voor kleine hoeveelheden heeft geen invloed op de
levensduur van de pomp.
Gebruik van wasmachines:
Na beëindiging van de watertoevoer voor zeer kleine hoeveelheden bij
wasmachines keert de 60 minuten-gebruiksduur van het programma
voor kleine hoeveelheden automatisch naar de normale modus van de
pomp terug, waardoor een probleemloze werking van de wasmachine
ook > 60 minuten mogelijk is.
Bij een continu werkend druppelbewateringssysteem:
Wanneer het programma voor kleine hoeveel heden langer dan 60 min.
moet worden gebruikt, moet de bewatering vóór het verstrijken van
de 60 minuten gedurende ten minste 5 minuten worden onderbroken.
Daarna kan het programma voor kleine hoeveelheden weer gedurende
60 minuten worden gebruikt.
NL
16
1768-20.960.01.indd 16
23.09.19 15:26