113
e) De eerste landing
Vlieg bij ingeschakelde motor grote, vlakke cirkels. Trek daarbij niet te hard aan het hoogteroer om de vlieghoogte
gecontroleerd te verlagen. Kies de laatste bocht voor de landing zodanig dat de landing tegen wind gebeurt en u
in geval van nood nog voldoende plaats voor de landing heeft en de vliegrichting bij het landen niet meer wezenlijk
gecorrigeerd hoeft te worden.
Let daarbij altijd op een voldoende vliegsnelheid en maak het model niet te langzaam door de vliegsnelheid sterk te
verminderen (vb. door te sterk aan het hoogteroer te trekken). Pas kort voor het landen wordt het model met behulp
van een gedoseerd hoogteroer geland. Hebt u door een computergestuurde radiografische afstandsbediening
„Butterfly“ geprogrammeerd, kunt u door een gedoseerd aansturen van deze functie nauwkeurig landen.
Als het nodig was om de trimming aan de zender in te stellen, moet na de landing de trimming aan het modelvlieg-
tuig (besturingskabels voor rol-, richtings- en hoogteroeren) zo worden gecorrigeerd, dat de trimming aan de zender
verder in de middelste stand staat en het model toch recht vliegt, zie volgende hoofdstuk.
f) Intrimmen van het model na de landing
De stangen voor de roeren moeten zo aan het modelvliegtuig worden ingesteld dat de trimmingen aan de zender in
de middelste staan. Zo blijft de gehele trimweg voor de verschuiving tijdens de vlucht behouden.
Markeer na het vliegen de huidige trimstand van elke afzonderlijk roerklep. Stel nu bij een bedrijfsgereed model de
trimmingen aan de zender in de middelste stand. Stel dan de roerstangen mechanisch zo in dat ze met de vorige
trimstand overeenstemmen.
Summary of Contents for 1086466
Page 20: ...20 Bild 11...
Page 50: ...50 Figure 11...
Page 80: ...80 Figure 11...
Page 110: ...110 Afbeelding 11...
Page 122: ...122...
Page 123: ...123...