NL
126
• Druk op de knop “ON/OFF” om het gebruik te onderbreken wanneer de pols hinderlijk aanvoelt of als
de polsband op afwijkende wijze of zonder onderbreking opzwelt.
• Zorg ervoor dat kinderen jonger van 12 jaar en mensen die handelingsonbekwaam zijn het apparaat
niet gebruiken. Wanneer het gebruikt wordt door personen tussen de 12 en 18 jaar zonder handicap,
moeten ze onder toezicht van een volwassene staan.
• Personen met een handicap moeten altijd onder toezicht staan tijdens het gebruik, onafhankelijk
van de leeftijd.
• Gebruik de eenheid niet voor andere doeleinden dan de meting van de bloeddruk.
• Het wordt afgeraden het apparaat te gebruiken tijdens het bewegen.
• Gebruik het apparaat niet bij aanwezigheid van een hoog vochtgehalte.
• Niet de hoofdeenheid of de polsband van de bloeddrukmeter demonteren, repareren of manipule-
ren. De eenheid zou daarna mogelijk slecht kunnen werken.
• Controleer of de aansluitleidingen niet gebogen zijn, voordat de meting begonnen wordt, om letsel
voor de patiënt of fouten in de werking te voorkomen.
• Voer voor ongeacht welke patiënt niet meer dan 3 metingen kort op elkaar uit, wacht minstens 5
minuten tussen twee opeenvolgende metingen, ten behoeve van de betrouwbaarheid van het re-
sultaat.
• Meet de bloeddruk niet vaker dan 6 keer per dag.