NL
- 129 -
6.5 Besturing van de maairobot
Instelling van de maaitijd
1. Ontgrendel het bedieningsveld (2).
2. Kies door de toets ‘SET WORK TIME / 1’ (62)
meermaals in te drukken de gewenste maaiti-
jd.
3. Deze wordt weergegeven door de tijd-LEDs
(50).
4. Bevestig de instelling door te drukken op de
toets ‘OK’ (61).
De tijd waarvoor de wijzigingen werden uitgevo-
erd, is nu de dagelijkse starttijd. Het weergegeven
aantal uren is de dagelijkse werktijd.
Voor de instelling van de maaitijd wordt als richt-
waarde 8 uur per dag bij 500 m² aanbevolen. Al
naargelang de grootte en complexiteit van de tuin
moet de gekozen werktijd worden aangepast.
Starten
1. Ontgrendel het bedieningsveld (2).
2. Druk eerst op de toets ‘START / 2’ (63)
3. Bevestig het startproces met de toets ‘OK’
(61).
De maairobot werkt nu overeenkomstig de instel-
ling van de maaitijd. Tijdens de werktijd wordt de
laadtoestand van de accu bewaakt en weergege-
ven via de accu-LED (52). Zodra de laadtoestand
daalt tot 30%, keert de maairobot automatisch
terug naar het laadstation (19).
Afbreken van het maaien
1. Druk op de STOP-toets (3) om de maairobot
meteen te stoppen.
2. Ontgrendel het bedieningsveld (2).
3. Druk na elkaar op de toets ‘HOME / 3’ (64) en
de toets ‘OK’ (61) om de maairobot langs de
begrenzingsdraad (18) terug te sturen naar
het laadstation (19).
7. Reiniging, onderhoud en
bestelling van onderdelen
Gevaar!
Vóór alle reinigings- en onderhoudswerkzaam-
heden moet het apparaat spanningsvrij worden
geschakeld, waarvoor u de netstekker uit de
contactdoos moet trekken en het apparaat via de
hoofdschakelaar (7) uitschakelt (OFF) (afbeelding
8).
Voorzichtig! Werkhandschoenen dragen!
7.1 Reiniging
•
Houd de veiligheidsinrichtingen, de ventila-
tiespleten en het motorhuis zo veel mogelijk
vrij van stof en vuil. Wrijf het apparaat met een
schone doek af of blaas het met perslucht bij
lage druk schoon.
•
De maairobot mag niet met stromend water,
vooral niet onder hoge druk, worden gerei-
nigd.
•
Reinig het apparaat regelmatig met een voch-
tige doek en wat smeerzeep. Gebruik geen
reinigings- of oplosmiddelen, omdat deze de
kunststof delen van het apparaat zouden kun-
nen aantasten. Zorg ervoor dat geen water
binnenin het apparaat terecht kan komen.
•
Maak de maairobot indien mogelijk schoon
met een borstel of doek.
•
Controleer de beweeglijkheid van de klingen
(10) en van de messenschijf (11)
•
Gebruik voor de reiniging van de laadcontac-
ten aan de maairobot (1) en het laadstation
(19) reinigingsmiddel voor metaal of zeer fijn
schuurpapier. Maak deze schoon om een
efficiënt laadproces te garanderen.
7.2 Onderhoud
•
Versleten of beschadigde klingen (10) en
bevestigingsschroeven moeten altijd per set
worden vervangen.
•
Vervang versleten of beschadigde delen.
•
Voor een lange levensduur moeten alle
schroefdelen en de wielen en assen schoon-
gemaakt en vervolgens met olie gesmeerd
worden.
•
De regelmatige verzorging van de maairobot
verzekert niet alleen een lange levensduur en
goede prestaties, maar draagt er ook toe bij
dat uw gazon zorgvuldig en eenvoudig wordt
gemaaid.
•
De het sterkst aan slijtage onderhevige com-
ponenten zijn de klingen (10). Controleer
regelmatig de toestand van de klingen (10)
en de bevestiging daarvan. Als er overma-
tige trillingen optreden aan de maairobot,
dan kan dit erop duiden dat de klingen (10)
beschadigd zijn resp. door stoten werden
vervormd. Als de klingen (10) zijn versleten of
beschadigd, dan moeten deze meteen wor-
den vervangen.
•
Controleer regelmatig het maaipatroon van
het gazon. Door onscherpe klingen worden
de grashalmen niet zuiver afgesneden. Daar-
door kan het gras aan het oppervlak licht
uitdrogen en verdort het. Vervang daarom
de klingen regelmatig, opdat u een zuiver en
Anl_GC_RM_500_SPK9.indb 129
Anl_GC_RM_500_SPK9.indb 129
16.02.2021 14:17:47
16.02.2021 14:17:47