NEDERLANDS
35
Foutcondities
STORINGEN
CONTROLES
(mogelijke oorzaken)
OPLOSSINGEN
4. Instabiele pompprestaties.
A. Aanzuigdruk van de pomp te
laag.
B. Aanzuigleiding gedeeltelijk
verstop met vuil.
C. Verlies in de aanzuigleiding.
D. Lucht in de aanzuigleiding of in
de pomp.
A. Controleer de aanzuigconditie
van de pomp.
B. Verwijder de aanzuigleiding en
maak hem schoon.
C. Verwijder de aanzuigleiding en
repareer hem.
D. Ontlucht de aanzuigleiding of de
pomp. Controleer de
aanzuigconditie van de pomp.
5. De pomp functioneert maar
levert geen water.
A. Aanzuigdruk van de pomp te
laag.
B. Aanzuigleiding gedeeltelijk
verstop met vuil.
C. Bodem- of terugslagklep
geblokkeerd in gesloten stand.
D. Verliezen in de aanzuigleiding.
E. Lucht in de aanzuigleiding of in
de pomp.
A. Zie 4. A
B. Zie 4. B
C. Verwijder en reinig, repareer of
vervang de klep.
D. Zie 4.C
E. Zie 4 D
6. De pomp draait achteruit
wanneer hij niet gevoed
wordt.
A. Verlies in de aanzuigleiding.
B. Bodem- of terugslagklep defect.
C. Bodemklep geheel of
gedeeltelijk geblokkeerd in
geopende stand.
A. Zie 4. C
B. Zie 5. C
C. Zie 5. C
7. De pomp functioneert met
beperkte prestaties.
A. Onjuiste draairichting.
B. Zie 4. A, B, C, D
A.
Alleen voor driefasige pompen:
Schakel de elektrische voeding
uit met de schakelaar van het
externe circuit en verwissel twee
fasen op het klemmenbord met
elkaar.
Zie ook paragraaf
7.2 "Controle van de
draairichting".
Summary of Contents for KC
Page 59: ...57 FIG A NPSH KC KCV 100 150 FIG B NPSH KC KCV 200 ...
Page 60: ...58 FIG C NPSH KC KCV 250 FIG D NPSH KCV 300 ...
Page 61: ...59 FIG E Vapour pressure ...
Page 62: ......
Page 63: ......