NEDERLANDS
30
9. OPSTARTEN
De pomp niet starten zonder deze helemaal met vloeistof gevuld te hebben.
Vóór het opstarten controleren of de motor goed aangezogen is door ervoor te zorgen deze helemaal met schoon water te vullen door
het betreffende gat, nadat men de vuldop op het perslichaam weggenomen heeft. Dit om ervoor te zorgen dat de motor onmiddellijk
regelmatig begint te werken en dat de mechanische weerstand goed gesmeerd blijkt.
Fig. E
De vuldop moet daarna weer op haar plaats
aangebracht worden. Het droogdraaien veroorzaakt onherstelbare schade zowel aan de mechanische weerstand als aan de pakking
.
−
De in de zuiging aangebrachte schuif helemaal open zetten en de afvoerschuif bijna dicht laten.
−
Stroom geven en de juiste draairichting controleren, die in de richting van de klok moet gaan, door de motor aan de kant van de ventilator
te observeren. Fig. F. (Ook aangegeven door de pijl op het ventilatordeksel.) In het tegenovergestelde geval twee willekeurige fasegeleiders
omwisselen, nadat men de pomp van het voedingsnet afgekoppeld heeft.
−
Als het hydraulische circuit helemaal met vloeistof gevuld is, de afvoerschuif langzaam openen tot de grootste open stand.
−
Terwijl de electropomp functioneert, de voedingsspanning op de klemmen van de motor controleren, die geen +/- 5% van de nominale
waarde mag verschillen. (
Fig. G
)
−
Als de eenheid loopt controleren, dat de door de motor verbruikte stroom niet die op het plaatje overschrijdt.
10. STOPPEN
Het sluitmechanisme van de persleiding sluiten. Als er op de persleiding een weerstand voorzien is, kan het sluitventiel aan de perskant open
blijven staan op voorwaarde, dat er achter de pomp tegendruk bestaat.
Voor een lange stilstandsperiode het sluitmechanisme van de zuigleiding en eventueel, indien voorzien, alle extra controlekoppelingen sluiten.
11. VOORZORGSMAATREGELEN
De electropomp mag niet aan een te hoog aantal starts per uur blootgesteld worden. Het maximum toelaatbare aantal is
het volgende:
MOTORTYPE
MAXIMUM AANTAL STARTS/UUR
DRIEFASEMOTOREN TOT 5,5 HP
30
DRIEFASEMOTOREN VAN 7,5 TOT 60 HP
5 ÷ 10
11.1 VORSTGEVAAR: Fig. H
Deze handeling wordt ook aangeraden in geval van langdurige inactiviteit bij normale temperaturen
.
Controleren dat het weglopen van de vloeistof geen zaak- of persoonlijke schade oplevert in de installaties voor degenen, die
warm water gebruiken.
De leegloopdop niet sluiten, totdat de pomp weer opnieuw gebruikt wordt.
Het opstarten na langdurige inactiviteit verlangt herhaling van de handelingen beschreven in de hiervoor opgenomen paragrafen
"WAARSCHUWINGEN" en "OPSTARTEN"
.
12. ONDERHOUD EN REINIGING
Gedurende het geprogrammeerde onderhoud de eventueel in de motor aanwezige condens aftappen door middel van pin (voor
electropompen met motorbeveiligigingsgraad IP55).
In gevallen, waarin het nodig is de vloeistof af te tappen om het onderhoud uit te voeren, controleren dat het weglopen van
de vloeistof geen zaak- of persoonlijke schade oplevert in de installaties voor degenen, die warm water gebruiken.
Men moet ook de wettelijke bepalingen voor het lozen van eventueel schadelijke vloeistoffen in acht nemen.
12.1
Periodieke controles
Bij normale functionering vergt de electropomp geen enkel onderhoud. Toch is een periodieke controle van het
stroomverbruik, van de manometrische pershoogte bij gesloten opening en maximum vermogen aan te raden, hetgeen
het mogelijk maakt mankementen of slijtage voortijdig waar te nemen
.
13.
VERANDERINGEN EN RESERVE-ONDERDELEN
Alle niet vooraf geautoriseerde veranderingen ontheffen de fabrikant van iedere soort verantwoordelijkheid.
14. STORINGZOEKEN EN OPLOSSINGEN
MANKEMENTEN
CONTROLES (mogelijke oorzaken)
OPLOSSINGEN
1.
De motor start niet en
geeft geen geluid.
A.
De beveiligingszekeringen controleren.
B.
De electrische aansluitingen controleren.
C.
Controleren of de motor gevoed wordt.
A.
Vervangen als ze doorgeslagen zijn.
Als het mankement zich eventueel
onmiddellijk opnieuw voordoet, betekent dit,
dat de motor in kortsluiting is.
2.
De motor start niet, maar
maakt lawaai.
A.
Zich
ervan
overtuigen
dat
de
voedingsspanning overeenkomt met die op
het plaatje.
B.
Controleren of de aansluitingen op de juiste
manier uitgevoerd zijn.
B.
Eventuele fouten herstellen.