115
h) Rijregelaar inschakelen
Neem eest de zender in gebruik, zie hoofdstuk 8. d), e) en f).
Plaats het voertuig zoals in hoofdstuk 8. g) beschreven op een geschikte ondergrond, zodat de wielen vrij
kunnen draaien. Steek uw hand niet in de aandrijving! Houd de roeren niet vast.
Zet op de zender de trimming voor sturing en rijfunctie in de middelste stand.
Laat de gas-/remhendel op de zender in de neutrale stand, beweeg deze niet.
Schakel de rijregelaar in (zie hoofdstuk 8. g).
De groene LED op de rijregelaar mag maar 4x knipperen, bovendien moet de motor 4 pieptonen afgeven. Aansluitend
is het mogelijk dat de aandrijving start. Stel dan op de zender de trimming voor gas/rem zodanig in dat de motor stil
draait en de LED’s op de rijregelaar uitdoven (neutrale stand).
Het piepen wordt door het kort aanjagen van de Brushless motor veroorzaakt. Afhankelijk van de motor is
het piepen weliswaar heel zacht of niet hoorbaar voor u. Let dan op de melding van de LED’s op de
rijregelaar.
Het aantal knippersignalen van de groene LED op de rijregelaar of de pieptonen van de motor bij het
inschakelen van de rijregelaar tonen aan, hoeveel LiPo-cellen werden herkend. Juist voor het voertuig zijn
4 knippersignalen of 4 pieptonen.
Ook bij de aansluiting van twee 6-cellige NiMH-rijaccu’s moet de rijregelaar in principe na het inschakelen
4 knippersignalen afgeven of er moeten 4 pieptonen van de motor hoorbaar zijn.
Als minder dan 4 knippersignalen of 4 pieptonen worden afgegeven dan werden de aangesloten rijaccu’s
niet juist herkend (evt. zijn ook de rijaccu’s niet volledig geladen of leeg).
Ga dan te rade in hoofdstuk 10. b) en programmeer de rijregelaar bij de functie #12 op 4 LiPo-cellen
(basisinstelling „Auto“ wijzigen in „4 cellen“). Dit werkt bij NiMH-accu’s op dezelfde wijze.
Bij de eerste ingebruikname moet u minstens de neutrale stand en de volgasstand voor vooruit- en achteruitrijden op
de rijregelaar programmeren, zie hoofdstuk 10. a).
Controleer aansluitend de aandrijvings- en stuurfuncties van het voertuig, raadpleeg daarvoor hoofdstuk 8. j)..
Wanneer de stuurfunctie in tegenstelling tot de beweging van de draaigreep op de zender gebeurt (draaien
naar links op de zender, wielen slaan echter rechts in), dan activeert u op de zender de reversie-functie
voor de sturing.
Het voertuig moet naar voor rijden wanneer u de gas-/remhendel op de zender in de richting van het
handvat draait. Als dit niet het geval is, keert u ofwel de draairichting van de motor om (zie hoofdstuk 10.
b), functie #11) of activeert u op de zender de reverse-functie voor de motor.
i) Carrosserie opzetten en bevestigen
Geleid het antennebuisje vanaf de onderzijde van de carrosserie door de daarvoor voorziene opening.
Plaats nu de carrosserie op de houders en beveilig deze met de in het begin verwijderde borgclipsen.
Uw voertuig is nu klaar voor de eerste proefrit.
Summary of Contents for 23 72 14
Page 138: ...138 ...
Page 139: ...139 ...