NL
50
Vloerreiniger
1. Zorg ervoor dat de reinigingsvoet, het motorblok met stofreservoir en het
reinigingsmiddelenreservoir op de juiste wijze zijn aangebracht op het apparaat (zie
hoofdstuk ‘Montage’).
2. Stel via de omschakelaar voor de nat-droog-functie in of u
de vloer droog wilt reinigen (schakelaarinstelling (1) voor)
of de vloer met reinigingsmiddel vochtig wilt reinigen
(schakelaarinstelling (2) achter).
3. Druk één keer op de aan-/uitschakelaar op de handgreep
om de vloerreiniger in te schakelen.
4. Leid de reinigingsvoet over het te reinigen oppervlak.
5. Om reinigingsmiddel uit de spuitkop op de reinigingsvoet
te sproeien, drukt u op het spuitmechanisme.
Let erop dat u de functie voor nat reinigen hebt
ingeschakeld wanneer u op het spuitmechanisme
drukt!
6. Druk op de aan-/uit-schakelaar, om de stofzuiger uit te schakelen.
7. Voor een optimale werking van het apparaat, leegt u het stofreservoir op zijn laatst
wanneer de MAX-markering werd bereikt en reinigt u regelmatig het stof
fi
lter (zie
hoofdstuk ‘Reinigen en opbergen’).
Handstofzuiger
1. Zorg ervoor dat de toebehoorzuigmond en het stofreservoir op de juiste wijze zijn
aangebracht op het apparaat (zie hoofdstuk ‘Montage’).
2. Druk één keer op de aan-/uitschakelaar op het motorblok
om de handstofzuiger in te schakelen.
3. Leid de zuigmond over het te reinigen oppervlak.
4. Druk nogmaals op de aan-/uitschakelaar op het motorblok
om de handstofzuiger uit te schakelen.
5. Voor een optimale werking van het apparaat, leegt u het stofreservoir op zijn laatst
wanneer de MAX-markering werd bereikt en reinigt u regelmatig het stof
fi
lter (zie
hoofdstuk ‘Reinigen en opbergen’).
1
2