76
Nederlands
6 - WaTeraanSluITIngen
6.1 - hydro module (fig. 9/10)
De units EREBA zijn uitgerust met een geïntegreerde
hydronische module die een snelle installatie met
behulp van een beperkt aantal externe componenten
mogelijk maakt.
Raadpleeg de figuur 9 voor het aansluiten van de
hydraulische leidingen.
De figuren 10 beschrijven de geïntegreerde
componenten van de verschillende configuraties.
Opmerking: de installateur moet zorgen voor een
expansievat met correcte afmetingen, die afhankelijk zijn
van het soort installatie.
n.B.: De afvoer van de veiligheidsklep kan met behulp
van voorgestanste openingen buiten de machine worden
gekanaliseerd (zie afb . 4). In dit geval moet u een
zichtbare afvoertrechter installeren.
6.2 - Wateraansluitingen (Fig. 12)
Gebruik hiervoor gereedschap waarmee de aansluitingen
absoluut lekdicht kunnen worden gemaakt.
Afbeeldingen 11 tonen de typische installatie van een
hydraulisch circuit.
Voor het watercircuit moet met de volgende punten
rekening worden gehouden:
1. De externe circulatiepomp moet geïnstalleerd worden
in de retourwater leidingen onmiddellijk vóór de
warmtepomp (unit zonder hydraulisch module).
2. Het wordt aanbevolen om afsluiters te monteren voor
compartimentering van de belangrijkste componenten
van het circuit en van de warmtewisselaar zelf. Deze
afsluiters moeten een minimaal drukverlies geven
wanneer ze geopend zijn.
3. Plaats aftapafsluiters op alle lage punten, zodat het
gehele systeem kan worden afgetapt.
4. Breng ontluchtingsafsluiters aan op alle hoge punten
in het watercircuit.
5. Drukpoorten en manometers moeten stroomopwaarts
en stroomafwaarts van de externe waterpomp
geïnstalleerd worden.
6. Alle leidingen moeten afdoende worden geïsoleerd en
ondersteund.
Montage van de volgende componenten is verplicht:
1. Voor deeltjes in de vloeistof die de warmtewisselaar
zouden kunnen verstoppen, moet een filter worden
geplaatst in de intrede van de warmtewisselaar. De
maasafmeting is 10 meshes/cm
2
.
2. Nadat het systeem is gemonteerd, of na reparatie van
het circuit, moet het gehele systeem grondig worden
gereinigd, in het bijzonder de filters.
Grootte 004-006-008
Grootte 012-015
Met de rode knop kunnen verschillende drukniveaus worden ingesteld in 2
regelmodi:
- Variabele verschildruk (Δp-v)
- Constante verschildruk (Δp-c)
Op het bedieningspaneel kan worden gekozen tussen 6 drukniveaus in 2
regelmodi:
- 3 constante druk/vermogenscurves (CP)
- 3 proportionele drukcurves (PP)
Min debiet=1 ; Max debiet=3
‘‘Set Up’’-procedure:
‘‘Set Up’’-procedure:
Fabrieksinstelling = Δp-c 8.
Alle functies kunnen worden ingesteld en in- en uitgeschakeld met de rode knop:
- De regelmodus Δp-v wordt ingesteld links van de middelste positie
(van 1 tot 8).
- De regelmodus Δp-c wordt ingesteld rechts van de middelste positie
(van 1 tot 8).
- Om de pomp te ontluchten, draait u de knop in de middelste positie (de
ontluchtingsfunctie wordt ingeschakeld na 3 seconden en duurt 10 minuten,
daarna wordt overgegaan naar de Δp-c max modus).
1) Fabrieksinstelling
Constante drukcurve CP3
2) Druk de knop 10 sec in
Pomp gaat in instelmodus - Led begint
te knipperen
3) Met elke druk verandert de instelling Led 1-2-3 Brandt / regelcurve en
-modus verandert
4) Na 10 sec niet indrukken van de
knop
Instelling is aangepast – pomp gaat
terug in bedrijfsmodus
5) Led 1 of 2 of 3 brandt permanent
Pomp draait met geselecteerde curve
en modus
opmerkIng:
- De variabele drukmodus (Δp-v or PP) wordt aangeraden in verwarmingssystemen met radiatoren.
- De constante drukmodus (Δp-c of CP) wordt aangeraden voor vloerverwarmingscircuits.
- Alle watercurves (Fig. 14) zijn vastgesteld in constante drukmodus voor min, midden en max toerental.
Variabele verschildruk (Δp-v)
Constante verschildruk (Δp-c)
Ontluchtingsfunctie
PP1 (snel knipperend)
PP2 (snel knipperend)
PP3 (snel knipperend)
CP1 (langzaam knipperend)
CP2 (langzaam knipperend)
CP3 (langzaam knipperend)