3
Installatie
AM200 – 6720884574 (2018/04)
41
3
Installatie
GEVAAR:
Levensgevaar door elektrische stroom!
Aanraken van elektrische onderdelen die onder spanning staan kan een
elektrische schok veroorzaken.
▶ Voor de installatie van dit product: warmtebron en alle andere
BUS-deelnemers over alle polen losmaken van de netspanning.
▶ Voor de inbedrijfstelling: breng de afdekking aan
(
afb. 19 aan het einde van het document).
3.1
Installatie
▶ Installeer de module op een wand (
afb. 4 tot afb. 6, aan einde van
het document), op een DIN-rail (
▶ Let bij het verwijderen van de module van de montagerail op afb. 8
aan einde van het document.
3.2
Installatie van de temperatuursensor op buffervat
Positioneer bij bivalente buffervaten met warmwaterbereiding in het bo-
venste deel van het buffervat de bovenste buffervattemperatuursensor
TB1 zodanig, dat er geen invloed door de warmwaterverwarming op-
treedt. TB1 mag bij circa 50-70 % van de hoogt tussen cv-aanvoer (
3
)
en cv-retour (
4
) liggen. Positioneer de warmwatertemperatuursensor
TW1 zo ver mogelijk naar boven, om invloed door de retour (
4
,
5
) te
voorkomen. Afb. 21 aan het einde van het document toont als voorbeeld
het buffervat type PR...-5.
Positioneer bij monovalente buffervaten de bovenste buffervattempera-
tuursensor TB1 zodanig, dat het gewenste comfort bij plotselinge warm-
tevraag wordt bereikt. Wij adviseren TB1 bij circa 60-80 % van de hoogte
van het buffervat te monteren, omdat het volume boven de sensor als
warmtebuffer dient.
Bij een alternatieve warmteproducent met stuursignaalingang is de
aansluiting van TB1 (inschakel- en modulatiesensor) en TB3
(uitschakelsensor) verplicht. De sensor TB2 wordt optioneel geïnstal-
leerd, om informatie over het niveau van het buffervat te leveren en heeft
geen invloed op de regeling.
Legenda bij afb. 21 aan het einde van het document:
TB1
Buffervattemperatuursensor boven
(inschakel- en modulatiesensor alternatieve warmteproducent en
blokkeersensor conventionele warmteproducent)
TB2
Buffervattemperatuursensor midden (informatie niveau buffervat)
TB3
Buffervattemperatuursensor onder
(uitschakelsensor alternatieve warmteproducent)
TW1 Temperatuursensor warm water conventionele warmteproducent
1
Aanvoer warm water
2
Aanvoer warmtebron
3
Aanvoer verwarming
4
Retour verwarming
5
Retour warm water
6
Retourleiding warmtebron
3.3
Elektrische aansluiting
▶ Gebruik rekening houdend met de geldende voorschriften voor de
aansluiting minimaal elektrische kabel model H05 VV-....
3.3.1
Aansluiting BUS-verbinding en temperatuursensor
(laagspanningszijde)
BUS-verbinding algemeen
Wanneer de maximale kabellengte van de BUS-verbinding tussen alle
BUS-deelnemers wordt overschreden of in het BUS-systeem een ring-
structuur bestaat, is de inbedrijfstelling van de installatie niet mogelijk.
Maximale totale lengte van de BUS-verbindingen:
• 100 m met 0,50 mm
2
geleiderdiameter
• 300 m met 1,50 mm
2
geleiderdiameter
BUS-verbinding AM200 – bedieningseenheid – andere module
▶ Gebruik bij verschillende geleiderdiameters een verdeeldoos voor de
aansluiting van de BUS-deelnemers.
▶ BUS-deelnemer [B] via verdeeldoos [A] in ster
(
afb. 17, aan einde document, handleiding van de bedieningseen-
heid en andere module respecteren).
Temperatuursensoren
Gebruik bij verlenging van de sensorkabel de volgende geleiderdiameters:
• Tot 20 m met 0,75 mm
2
tot 1,50 mm
2
geleiderdiameter
• 20 m tot 100 m met 1,50 mm
2
geleiderdiameter
Algemeen over laagspanningszijde
Tabel 4
Benamingen van de aansluitklemmen (laagspanningszijde ≤ 24 V)
BUS
1)2)
1) In bepaalde toestellen is de aansluitklem voor het BUS-systeem met EMS
gemarkeerd.
2) De beide bussystemen mogen niet worden gemengd. Gebruik alleen een van de
klemmen tegelijkertijd, alleen de klem BUS BC of de klem BUS (adres 9-10).
Aansluiting op regelaar, module, warmteproducent, wanneer
conventionele warmteproducent in systeem
met alternatieve
warmteproducent (stand codeerschakelaar 1)
BUS
Adr9-10
Aansluiting op regelaar, module, wanneer cv-installatie met
autonome alternatieve warmteproducent
(stand codeerschakelaar 10)
OR1
3)
3) Klembezetting:1 – massa; 2 – PWM/0-10 V; 3 – PWM-ingang
Aansluiting pomp alternatieve warmteproducent met PWM
of 0-10 V signaal (
O
utput
R
eturn)
OEV
Aansluiting stuursignaal voor blokkeren van de conventionele warm-
teproducent (aansluitklem
EV
/ I3 op conventionele warmteprodu-
cent) (
configuratie in tabel 11: verbreekcontact/maakcontact)
OA1
4)
4) Klembezetting: 1, 2 – aan/uit (max. 24 V); 3 – massa; 4 – 0-10 V signaal
Aansluiting stuursignaal alternatieve warmteproducent met aan/
uit-signaal (
O
utput
A
lternative)
Functie: maakcontact
OA2
3)
Aansluiting stuursignaal vermogensinstelling alternatieve warmte-
producent met 0-10 V-signaal
T..
Aansluiting temperatuursensor (
T
emperature sensor)