- 56 -
INSTALLATIE
Dit koelapparaat is niet bestemd om als inbouwtoestel te worden gebruikt.
Plaats het apparaat altijd op een vlak en stevig oppervlak om een stabiele positie te waarborgen. Plaats het niet
op een zacht materiaal.
Kies een ruimte waar er zich geen warmtebron in bevindt. Houd de koelkast uit de buurt van direct zonlicht of
andere apparaten die warmte genereren.
Kies een droge en goed verluchte ruimte waar er geen corrosieve lucht is.
Voor betere prestaties van het koelsysteem en energie te besparen, zorg voor een goede ventilatie rondom het
apparaat zodat de warmte juist wordt afgevoerd. Zorg dus dat er voldoende vrije ruimte rond de koelkast is.
Plaats het apparaat tegen een muur met een vrije ruimte tussen 75 mm en 50 mm aan de achterkant.
INGEBRUIKNAME
Voordat de koelkast wordt gebruikt, verwijder alle verpakking, waaronder de buffer aan de onderkant, de
schuimkussens en de rubberen riemen binnenin de koelkast.
Pas de voetjes aan en reinig de buiten- en binnenkant van de koelkast met een warme doek.
Schakel de koelkast niet onmiddellijk in nadat deze verticaal is verplaatst. Wacht 2-6 uur voordat het apparaat
wordt ingeschakeld om een juiste werking te waarborgen.
Om het snoer niet te beschadigen en andere gevolgen te vermijden, zorg dat het snoer zich niet onder de
koelkast of een ander voorwerp bevindt. Voordat de koelkast wordt ingeschakeld, controleer of het
spanningsbereik van de koelkast dezelfde is als deze van de netvoeding.
Nadat de koelkast zich op zijn plaats bevindt, laat het eerst gedurende 2-3 uur op een normale
bedrijfstemperatuur werken voordat het met verse of bevroren levensmiddelen wordt gevuld.
Als de werking wordt onderbroken, wacht 5 minuten voordat u het apparaat opnieuw inschakelt.
TEST
Reinig de onderdelen van de koelkast met lauw water en een zachte doek of met een mild schoonmaakmiddel
en schoon water. Veeg vervolgens droog.
Opmerkingen:
Veeg de elektrische componenten van de koelkast alleen schoon met een droge doek.
Draai de thermostaatknop naar stand 3 en steek de stekker in het stopcontact. De compressor en de lamp
binnenin de koelkast worden ingeschakeld.
Sluit de deur en wacht 30 minuten. Als de temperatuur duidelijk afneemt, geeft dit aan dat het koelsysteem naar
behoren werkt. Als de koelkast enige tijd in werking is, zal de temperatuurregelaar de temperatuur automatisch
regelen, zolang de deur niet te vaak wordt geopend.
Als bovenstaande stappen succesvol zijn, is het testen van het apparaat voltooid. De koelkast werkt normaal.
TEMPERATUURREGELING
De temperatuur in het koel- en vriesvak wordt geregeld door de temperatuurregelaar die zich aan de rechterkant
van het koelvak bevindt.
Draai de thermostaatknop om de temperatuur binnenin de koelkast te regelen.
De markeringen op de knop zijn geen exacte temperatuurwaarden maar temperatuurstanden tussen '0' en '7'.
De eerste stand stemt overeen met een geforceerde STOP van het koelsysteem en stand 7 stemt overeen met
de koudste temperatuur die de koelkast kan produceren. Draai de knop van stand '1' naar stand '7' en de
temperatuur zakt continu.
Stel de thermostaatknop in op stand 3 of 4 voor een normaal gebruik.
De thermostaat van het apparaat heeft 7 standen. Het apparaat zorgt voor de handhaving van de temperatuur
zo lang het is ingeschakeld en onder normale gebruiksomstandigheden wordt gebruikt. De temperatuur
binnenin het apparaat kan door vele factoren worden beïnvloed; omgevingstemperatuur, blootstelling aan
zonlicht, aantal keer deuren worden geopend, hoeveelheid bewaard voedsel, etc. Kleine
temperatuurschommelingen zijn perfect normaal.
•
Stand 1: Gemiddelde temperatuur van koelvak 10 tot 14 °C / Gemiddelde temperatuur van vriesvak onder
-6 tot -10°C
•
Stand 4: Gemiddelde temperatuur van koelvak 4 tot 8 °C / Gemiddelde temperatuur van vriesvak -13 tot -
17°C
•
Stand 7: Gemiddelde temperatuur van koelvak -2 tot 2 °C / Gemiddelde temperatuur van vriesvak -20 tot -
24°C
Summary of Contents for COM-125597.1
Page 1: ......