MANUAL SETUP
36
Om de beste kwaliteit surroundweergave te bereiken kunt u met de MANUAL SETUP de parameters voor de
luisteromgeving in detail instellen en nadere instellingen verrichten voor de luidsprekerpositie, geluidsbundels, digitale
ingangssignalen en het in-beeld display.
Verander de begininstellingen (onder elke parameter vet gedrukt aangeduid) op basis van uw specifieke luisteromgeving.
y
De meeste instellingen in het SOUND MENU worden automatisch uitgevoerd wanneer u de EASY SETUP doet (zie bladzijde 24).
Gebruik het SOUND MENU om aanvullende instellingen te maken
ts.
SOUND MENU
BEAM MENU
Via dit menu kunt u de parameters voor de luisterruimte handmatig instellen of de kwaliteit en de toonkleur van de door
dit toestel geproduceerde geluidsweergave instellen.
INPUT MENU
Opnieuw toewijzen van digitale in-/uitgangen en selecteren van de ingangsfunctie.
OPTION MENU
Wijzigen van de optionele systeeminstellingen.
y
Het BEAM MENU stelt u in staat instellingen voor de surroundweergave te veranderen die normaliter via een instelmenu voor de
luidsprekers gewijzigd moeten worden.
MANUAL SETUP
Onderdeel
Kenmerken
Bladzijde
SUBWOOFER SET
Aanpassen van de diverse subwoofer instellingen.
SPEAKER LEVEL
Instellen van het uitgangsniveau van elke luidspreker.
DYNAMIC RANGE
Instellen van het dynamisch bereik bij Dolby Digital of DTS signalen.
AUDIO SET
Aanpassen van de volume-afname bij de MUTE functie en instellen van een audiovertraging.
TONE CONTROL
Instellen van het uitgangsniveau voor hoge of lage tonen.
Onderdeel
Kenmerken
Bladzijde
PARAMETER
Aanpassen van de instellingen voor de luisterruimte en de luisterplek.
BEAM ADJ
Instellen van de diverse instellingen voor de geluidsbundels.
ROOM EQ
Instellen van de klankkleur (toon) van de luisterruimte.
BEAM TONE
Instellen van het uitgangsniveau voor hoge of lage tonen voor elk van de luidsprekers.
IMAGE LOCATION
Instellen van de positie van de linker en de rechter voor-luidsprekers.
MEMORY
Opslaan en oproepen van instellingen.
Onderdeel
Kenmerken
Bladzijde
INPUT ASSIGNMENT
Toewijzen van aansluitingen aan de daarmee verbonden componenten.
INPUT MODE
Selecteren van de begininstelling van de ingangsfunctie voor de signaalbron.
INPUT RENAME
Veranderen van de getoonde naam voor een bepaalde signaalbron.
Onderdeel
Kenmerken
Bladzijde
DISPLAY SET
Regelen van de helderheid van het display en het in-beeld display (OSD).
UNIT SET
Veranderen van de gebruikte eenheden.