7
7
Controleer regelmatig de technische veiligheid van het apparaat, bijvoorbeeld op beschadiging
van het netsnoer en de behuizing.
Wanneer kan worden aangenomen dat een veilig gebruik niet meer mogelijk is, mag het ap-
paraat niet meer worden gebruikt en moet het worden beveiligd tegen onbedoeld gebruik.
Neem de stekker uit de contactdoos!
U mag ervan uitgaan dat een veilig gebruik niet meer mogelijk is indien:
› het apparaat of het netsnoer zichtbaar beschadigd is
› het apparaat niet meer functioneert
› het apparaat gedurende langere tijd onder ongunstige omstandigheden is opgeslagen of
› na zware transportbelastingen
Neem altijd de volgende veiligheidsinstructies in acht, vóórdat u het apparaat schoonmaakt of
onderhoudt:
Bij het openen van deksels of het verwijderen van onderdelen kunnen elementen
worden blootgelegd die onder spanning staan.
Daarom moet het apparaat vóór onderhoud of reparatie losgekoppeld worden van
alle spanningsbronnen.
Condensatoren in het product kunnen nog onder spanning staan, zelfs wanneer het
product van alle spanningsbronnen losgekoppeld werd.
Het product mag alleen door een vakman gerepareerd worden die vertrouwd is met
de daarmee verbonden gevaren en de daarvoor geldende voorschriften.
Reiniging
De buitenkant van het apparaat mag alleen met een zachte, droge doek of kwast worden gerei-
nigd. Gebruik in geen geval agressieve reinigingsmiddelen of chemische oplossingen, omdat dit
de behuizing aantast of de werking nadelig zou kunnen beïnvloeden.
Verwijderen
Als het product niet meer werkt, moet u het volgens de geldende wettelijke bepalin-
gen voor afvalverwerking inleveren.
Hoofdstuck 8
Verhelpen van storingen
Hoofdstuck 7
Onderhoud
7
Onderhoud
U heeft met dit apparaat een product aangeschaft dat volgens de nieuwste stand der techniek is
ontwikkeld en veilig is in het gebruik. Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen.
Daarom wordt hieronder beschreven, hoe eventuele storingen verholpen kunnen worden:
Neem altijd de veiligheidsinstructies in acht!
Er is geen geluid hoorbaar:
› Een apparaat in de weergaveketting is niet ingeschakeld.
› Op de versterker werd de aansluiting voor de equalizer niet ingeschakeld.
› De volumeregelaar bij de versterker staat op minimum.
Een kanaal werkt niet:
› Er is een cinchkabel bij de equalizer of de versterkeringang losgeraakt.
› Een luidsprekerkabel is losgeraakt bij de versterker.
Er is een brommend geluid hoorbaar:
› Een cinchkabel is defect.
Er treedt vervorming op:
› De equalizerregelaars zijn te hoog ingesteld.
› Het volume van de aangesloten versterker is te hoog ingesteld.
Andere dan genoemde reparaties mogen alleen door een bevoegde vakman wor-
den gedaan.
8
Verhelpen van storingen