44
NL
4.
De contactdoos met de bijgeleverde schroeven aan de contactdooshouder vastmaken,
daarbij controleren of de afdichtingen goed bevestigd zijn.
5.
In het binnengedeelte van het voertuig het deel van de kabelbundel met de 22-polige
stekker naar het linkerachterlicht leiden en het deel van de kabelbundel met de
kabelkleuren rood/groen, grijs/geel en grijs/groen naar het rechterachterlicht
leiden.
Montage en aansluiting van het besturingstoestel
Het besturingstoestel, afhankelijk van het voertuigtype, achter de linker zijbekleding of links aan de
achterwielbeschermer door middel van de meegeleverde paddestoelpin bevestigen. Het
besturingstoestel kan onafhankelijk van zijn positie gemonteerd worden
De massaleidingen bruin 1.5 en bruin/wit 2.5 moeten aan een geschikt massapunt in het achterste
gedeelte bevestigd worden.
De pluskabels (rood 1.5, rood/geel 1.5) aan de linkerkant van het voertuig tot aan de accu leiden,
let er hierbij op, dat de kabel niet door delen van het voertuig beschadigd kan worden, indien nodig
moet de kabel extra worden beschermd. Het einde van de pluskabel moet in de meegeleverde
zekeringhouder vastgezet worden, het meegeleverde plusaansluitstuk moet in de tweede
zekeringkast vastgezet worden en de in de zekeringhouder vastgezette contacten moeten door
middel van de meegeleverde beveiligingsclip beveiligd worden. Het ringoog van het
plusaansluitstuk met de pluspool van de accu verbinden. Let erop, dat de zekeringhouder foutloos
is bevestigd.
Aansluiting aan de voertuigkabels
Bij de aansluiting van de knipperlichtkabels moet de betreffende knipperlichtkabel aan het achter-
licht doorgesneden worden en de kabeluiteinden moeten volgens het bedradingsschema met het
insnijdverbindingsstuk aangesloten worden. Er moet goed opgelet worden, dat de montage
vakkundig verricht wordt en het contact van het insnijdverbindingsstuk met de kabels foutloos
verricht wordt.
De kabel voor het mistachterlicht in het gedeelte van het achterlicht of aan een geschikte
plaats losmaken, de kabel van de schakelaar mistachterlicht met de blauwe ader en de kabel voor
het mistachterlicht met de grijze ader van de kabelbundel met insnijd-verbinders aansluiten. Bij een
voertuig met twee mistachterlichten ook de kabel van het tweede mistachterlicht losmaken en een
verbinding tussen de grijze kabel en het tweede mistachterlicht maken. (eventueel de grijze ader
van de kabelbundel verlengen).
Het mistachterlicht van het voertuig wordt via het besturingstoestel uitgeschakeld.
Knipperlicht
Leiding scheiden
Besturingstoestel
geel resp. rood/groen
groen/wit resp. grijs/geel
Knipperlichtschakelaar
scheiden
scheiden
grijs
blauw
Verbinding naar het
tweede mistachterlicht
Uitschakelcontact
Besturingstoestel
Mistachterlicht links
Mistachterlicht rechts
Mistachterlichtschakelaar
Mistachterlichtschakelaar
