21
GEBRUIK
Eventueel is het nodig dat extra ter
bescherming tegen vallen van een hoogte
maatregelen met collectieve uitrusting,
bijv. opvangnetten of persoonlijke veilig
heidsuitrusting, bijv. opvangsystemen
volgens EN 363, gebruikt worden.
EN 813:
Deze gordel houdt het lichaam van de
gebruiker, die bij bewustzijn moet zijn, in
een zittende positie.
Een zitgordel
volgens EN 813 alleen is niet voor het
opvangen vallen geschikt!
Het kan
noodzakelijk zijn, extra ter be veiliging
tegen vallen van een hoogte, combinaties
met collectieve uitrustingen, bijv.
opvangnetten, of persoonlijke veilig
heidsuitrustingen, bijv. opvangsystemen
volgens EN 363, toe te passen!
Voor het eerste gebruik dient de gebruiker
op een veilige plaats een
hangtest
uit te
voeren om zeker te zijn dat de zitgordel
de juiste maat en afdoende instellings
mogelijkheden heeft en voor het bedoelde
gebruik voldoende comfortabel is.
Harnasgordels volgens EN 12277 dienen ter onder-
steuning van het lichaam in hangende positie bij het
klimmen. De gebruiker moet op de hoogte te zijn van
het gebruik van extra- en parallelsystemen (bijv. ter
beveiliging, voor bergen, afdalen, klimmen) evenals
andere passende componenten van het systeem en
het veilig en effectief uitvoeren van bergingsacties.
De gordel Ultra Duo (heupgordel met beenlussen)
kan ook zonder schouderbanden (Ultra Duo-Top) als
terughoudgordel in een systeem volgens EN 358,
als zitgordel volgens 813 of als harnasgordel type C
volgens EN 12277 gebruikt worden.
LET OP:
Bij gevaar voor vallen mag de heupgor-
del (Ultra Duo) uitsluitend in combinatie met de
schoudergordel (Ultra Duo-Top) gebruikt worden.
1. Keuze van de juiste gordelmaat:
Gordelmaat:
Ultra Duo Gr. 1
beenomvang 50-70 cm /
heupomvang 80-110 cm
Ultra Duo Gr. 2
beenomvang 50-85 cm /
heupomvang 105-150 cm
Ultra Duo – Top Gr. 1 lichaamslengte (aanbevolen)
tot 180 cm
Ultra Duo – Top Gr. 2 lichaamslengte (aanbevolen)
vanaf 180 cm
Maximale nominale last:
130 kg
(= maximaal gewicht van de gebruiker incl. ge-
reedschap en uitrusting)
LET OP:
bij het gebruik van een opvangsysteem
dienen onder alle omstandigheden de respectieve-
lijke aanwijzingen van de fabrikant van de gebruikte
producten in acht genomen te worden!
2. Correct gebruik van de gordelsluitingen en
instellingsgespen:
3-bruggen-gesp
Sluiten van de gesp (afb. 3/4, bladzijde 10)
1. Het losse gordeleinde met de doorsteekgesp van
onderen door de O-gesp voeren.
2. De doorsteekgesp parallel t.o.v. de O-gesp
leggen.
Gordelinstelling (-aanpassing) (afb. 5/6, blad-
zijde 10)
De gordel op spanning brengen door er aan te
trekken. De gordel ontspannen door aan de lus te
trekken.
3. Opvang- en houdringen
Afb. 7, bladzijde 11:
Opvangring “A” voor (metalen
ring)
Afb. 8, bladzijde 11:
Houdring in het midden voor
aan de heupgordel (1 textielring)
Afb. 9, bladzijde 11:
Zijdelingse houdringen aan de
heupgordel
Afb. 10, bladzijde 11:
Houdring aan de achterkant van de heupgordel
In de aan de heupgordel aangebrachte kleine meta-
len ringen kan de gebruiker door het aanknopen van
het bijgaande stuk touw met een mastworp materi-
aallussen maken.
(zie afb. 11/12, bladzijde 11)
Deze mogen niet ter beveiliging van personen gebru-
ikt worden en bezitten de volgende max. belastbaar-
heid (statisch):
Materiaallus (afb. 19, blazijde 12):
max. 2 kilo per lus
(bijv. voor het transport van karabijnhaken, klim-
blokjes, aluminium keerrollen)
LET OP:
Bij vallen kan een dynamische belasting
optreden die deze toelaatbare waarden overschrijdt
kan (een extra beveiliging van de daaraan getrans-
porteerde goederen tegen vallen of afzetting van het
betroffen terrein onder de werkpositie is nodig).
