67
– Controleer de schoorsteen en ver-
zeker u er daarbij van dat het rookka-
naal schoon is.
– Controleer de werking van het toestel.
– Na de montage moeten alle gasaan-
sluitingen op dichtheid gecontro-
leerd worden, gebruik daarbij een
sopje of speciale produkten en ver-
mijd het gebruik van open vuur.
Het preventieve onderhoud en de
controle van de werking van de toe-
stellen en van de beveiligingssyste-
men moet na afloop van elk seizoen
uitgevoerd worden en mag uitslui-
tend door erkende vakmensen verri-
cht worden.
4.6
STORINGEN IN DE WERKING
De hoofdbrander gaat niet branden.
– De rookgasveiligheidsthermostaat
functioneert (zie punt 3.3).
– Controleer of er spanning aanwezig
is op de gasafsluiter.
– Vervang de elektrische aandrijving
van de afsluiter.
– Vervang de gasafsluiter.
De ketel bereikt de juiste tempera-
tuur, maar de radiatoren blijven koud.
– Lucht in de installatie, eventueel
ontluchten.
– De kamer thermostaat is slecht
afgesteld of defect.
– De kamerthermostaat is elektrisch
niet goed aangesloten (controleer of
de kabels aangesloten zijn op klem-
men 3 en 4 van de aansluitstrip op
de ketel).
– De circulatiepomp is geblokkeerd,
zet ze weer los.
De ketel functioneert uitsluitend op
de nominale druk en het is niet moge-
lijk om de druk te verlagen.
– Controleer of er aan de uiteinden
van de bobijn spanning is.
– De wikkeling van de bobijn is onder-
broken en moet vervangen worden.
– De gelijkrichtkaart die de bobijn
voedt is onderbroken en moet ver-
vangen worden.
– Er is geen verschil op de inregeling
van de beide contacten van de
regelthermostaat, de thermostaat
moet vervangen worden.
– Controleer de inregeling van de
instelschroef van de lagere druk van
de bobijngroep (4 fig. 9).
De ketel wordt snel vuil, wat schade
ver oor zaakt aan het gietijzer en
lichaam en de veiligheidsthermo-
staat van de rookgassen
vaak doet functioneren.
– Controleer of de vlam van de hoofd-
brander goed is afgesteld en of het
gasverbruik in verhouding staat tot
het vermogen van de ketel.
– Het vertrek waarin de ketel staat
opgesteld is onvoldoende verlucht.
– Onvoldoende trek in het rookkanaal
of trek die niet de vereiste ken-
merken vertoont.
– De ketel werkt aan een te lage tem-
peratuur, stel de ketelaquastaat in
op een hogere temperatuur.
De aquastaat gaat opnieuw werken
met een te groot temperatuurverschil.
– Vervang de regelaquastaat, omdat
de ijking ervan gewijzigd is.
LEGENDE
1
Verwarmingslichaam
2
Brander
3
Hoohinspuitstuk
4
Aluminium ringetje
5
Branderset
Fig. 11