65
nige hoeveelheid dat het gevaarlijk
wordt.
Om de ketel opnieuw in werking te kun-
nen stellen moet de afdekking van de
thermostaat losgeschroefd worden en
moet de knop die zich daaronder
bevindt ingedrukt worden om de ther-
mostaat te resetten.
Alvorens dit te doen moet u zich ervan
verzekeren dat de stroomtoevoer naar
het bedieningspaneel is uitgeschakeld.
Als de blokkering van de ketel zich con-
tinu herhaalt dan moet het rookkanaal
aan een grondige controle onderwor-
pen worden waarbij alle nodige veran-
deringen aangebracht moeten worden
en maatregelen getroffen moeten wor-
den zodat het rookkanaal weer effi-
ciënt wordt.
4.1
GASKLEP
De
“RMG”
ketels worden standaard
geproduceerdmet
een
gasklep
HONEYWELL VR 4605 C (modellen
“70 - 80”
) en VR 4605 CB (modellen
“90 - 100”
).
Telkens als u de ketel de eerste keer
aanzet verdient het altijd aanbeveling
de leidingen te ontluchten door middel
van de drukmeetaansluiting die zich
stroomopwaarts van de klep bevindt
(fig. 8).
4.2
INSTELLING VAN
DE GASKLEP
De gasklep van de
“RMG”
ketels is uit-
gerust met een bobijngroep waardoor
het mogelijk is door middel van de tra-
psgewijze regelthermostaat het ver-
mogen tot circa 60% van het nominale
vermogen te verminderen voordat de
brander volledig dooft.
De instelling van de gasdruk op de
maximum en de minimum waarden
wordt door SIME tijdens de produktie
gedaan: het wordt dan ook afgeraden
dit te wijzigen.
Alleen als er van de ene voedingsgas-
soort (aardgas) op een andere gas-
soort (butaan of propaan) overgegaan
wordt is het toegestaan de bedrijf-
sdruk te veranderen (
Tabel 1).
Dit moet absoluut door erkende vak-
mensen gedaan worden op straffe.
Na het veranderen van de bedrijf-
sdruk moeten de regelaars verzegeld
worden.
Bij het instellen van de druk moet een
van te voren vastgestelde volgorde
aangehouden worden waarbij eerst de
maximum en daarna de minimum druk
afgesteld moet worden.
4.2.1
Instelling van de
nominaal druk
Om de maximum druk in te stellen
moet u als volgt te werk gaan (fig. 9):
– Sluit de druktestkolom aan op de
drukmeetaansluiting op het brander-
4
GEBRUIK EN ONDERHOUD
Fig. 7
LEYENDA
1
Bobijn EV1
2
Drukregeling
3
Bobijngroep
4
Bobijn EV2
5
LPG-Verloopstuk
6
Plastic kapje
7
Drukmeetaansluiting
stroomopwaarts
8
Drukmeetaansluiting
stroomafwaarts
Fig. 8
RMG 70
RMG 80
RMG 90 RMG 100
Aardgas - G20/G25
Max. branderdruk
mbar
9,3
9,1
9,3
9,3
Min. branderdruk
mbar
4,5
4,6
4,7
4,7
Vloeibaar gas - G30
Max. branderdruk
mbar
25,2
25,4
25,1
25,1
Min. branderdruk
mbar
12,2
12,3
12,0
12,5
Vloeibaar gas - G31
Max. branderdruk
mbar
32,6
30,2
30,0
32,7
Min. branderdruk
mbar
16,4
16,1
15,6
16,6
TABEL 1
3.4
LADINGSVERLIES IN DE KETEL
Debiet en l/h