• 94 •
De PLUSCONNECTOR (ROOD) verbinden met het voertuigchassis of motorblok,
uit de buurt van de accu. De connector niet verbinden met de carburateur,
brandstofleidingen of bladmetalen onderdelen van de carrosserie. Sluit hem aan op
een zwaar metalen deel van het chassis of het motorblok.
6.7 Het AC voedingssnoer van de oplader aansluiten op een wandstopcontact.
6.8 Na het opladen ontkoppelt u de acculader van de voeding. Ontkoppel dan de
verbinding met het chassis en ten slotte de accuverbinding.
6.9 Zie Bedieningsinstructies voor informatie over de oplaadduur.
7. VOLG DEZE STAPPEN WANNEER DE ACCU BUITEN HET VOERTUIG IS
EEN VONK BIJ DE ACCU KAN
EEN ONTPLOFFING VAN DE ACCU
VEROORZAKEN. DOE HET VOLGENDE
OM HET RISICO OP EEN VONK BIJ DE
ACCU TE VERMINDEREN:
7.1 Controleer de polariteit van de accupolen. De PLUSPOOL (POS, P, +) van de accu
heeft gewoonlijk een grotere doorsnee dan de MINPOOL (NEG, N, -).
7.2 Bevestig een geïsoleerde 7 AWG (10 mm
2
) accukabel van ten minste 61 cm (24 inch)
lang aan de MINPOOL (NEG, N, -) van de accu.
7.3 Sluit de PLUSCONNECTOR (ROOD) van de oplader aan op de PLUSPOOL
(POS, P, +) van de accu.
7.4 Zorg dat uzelf en het vrije uiteinde van de kabel die u zojuist met de MINPOOL
(NEG, N, -) van de accu hebt verbonden zo ver mogelijk van de accu verwijderd
zijn en sluit dan de MINCONNECTOR (ZWART) van de oplader aan op het vrije
kabeluiteinde.
7.5 Zorg dat u van de accu af gekeerd bent wanneer u de laatste verbinding maakt.
7.6 Het AC voedingssnoer van de oplader aansluiten op een wandstopcontact.
7.7 Wanneer u de oplader loskoppelt, doe dit dan altijd in de omgekeerde volgorde van
de verbindingsprocedure en verbreek de eerste verbinding terwijl u zo ver mogelijk
van de accu verwijderd bent.
7.8 Een scheepsaccu moet worden verwijderd en aan land opgeladen. Om deze
aan boord te kunnen opladen is apparatuur nodig die speciaal voor gebruik op
schepen is ontworpen.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING