Nederlands
21
Nederlands
Toegangscontrole
Met deze functie kunnen de volgende
activiteiten worden uitgevoerd
Tabel 14.
Symbool
Omschrijving
Vergrendelen
Vergrendelingsfunctie
Taken inschakelen/uitschakelen
Geselecteerde taken voor taakwerk
Vergrendelen
–
hiermee kunt u het
wachtwoord instellen. Zo stelt u het
wachtwoord in:
Toegang tot het Instel- en Configuratie-menu.
Markeer met behulp van de rechterknop [36] het
pictogram Vergrendelen.
Afbeelding 43.
Druk op de rechterknop [36]. Het wachtwoord
instellen-menu wordt getoond op het display.
Afbeelding 44.
Draai de rechterknop [36] voor het selecteren van de
cijfers 0-9,
Druk op de rechterknop [36] om het eerste teken van
het wachtwoord te bevestigen.
De volgende cijfers worden op dezelfde manier
geselecteerd.
Opmerking:
Na het instellen van het laatste teken wordt
het systeem automatisch afgesloten.
Vergrendelingsfunctie
–
hiermee kunt u
sommige functies op de lasparametersbalk
vergrendelen/ontgrendelen. Zo vergrendelt u
functies:
Toegang tot het Instel- en Configuratie-menu.
Markeer met behulp van de rechterknop [36] het
pictogram Vergrendelingsfuncties.
Afbeelding 45.
Druk op de rechterknop [36]. Het Vergrendelings-
functies-menu wordt getoond op het display.
Gebruik de rechterknop [36] om de functie
(bijvoorbeeld
“Geavanceerde instelling”) te markeren
Afbeelding 46.
Druk op de rechterknop [36]. Het pictogram van de
gekozen parameter verdwijnt uit het onderste deel
van het display (afbeelding 47). Deze parameter
verdwijnt ook uit de lasparametersbalk [44].
Afbeelding 47.
Opmerking:
Om de functie te ontgrendelen moet de
gebruiker dezelfde stappen uitvoeren als de stappen om
de functie te vergrendelen.
Taken inschakelen/uitschakelen
–
hiermee
kunt u taken inschakelen/uitschakelen voor de
functie Geheugen opslaan.
Taken inschakelen/uitschakelen:
Toegang tot het Instel- en Configuratie-menu.
Markeer met behulp van de rechterknop [36] het
pictogram: