80
• De wijzer van het analoge display (21) zal bij goed geleidende metalen het sterkst uitslaan. Als bij het zoeken naar
objecten een zoeksignaal niet meerdere keren achter elkaar met een grote uitslag op het analoge display (21)
verschijnt, als de betreffende locatie meervoudig wordt doorzocht, heeft u waarschijnlijk alleen schroot gevonden.
• Het succes resp. de nauwkeurigheid bij het detecteren van metaal is afhnakelijk van veel factoren. Dat zijn bijv.
-
de hoek, waarmee het object in de bodem zit (oppervlak voor de detectie)
- de diepte van het object in de bodem
- de oxidatiegraad van het object
- de grootte van het object
- elektromagnetische en elektrische storingen (bijv. grondkabels) in de buurt van het object
• Vanwege deze genoemde omstandigheden is het des te belangrijker dat u zich met de metaaldetector en de
mogelijke zoekresultaten intensief vertrouwd maakt, voordat u begint met “schatzoeken”.
d) Bewegingsproces bij het lokaliseren van metaal
•
Ook het professionele bewegingsproces bij het lokaliseren van metaal moet worden geoefend, om succesvol te
kunnen zijn. Voor de beste zoekresultaten gaat u als volgt te werk:
• Zoek in een vooraf afgezette route met ronde slangbewegingen het doelgebied
af. Zie hiervoor de afbeelding links.
• Draai hiervoor de zoeksonde (1) op een zo gelijkmatige hoogte van ca. 3 - 5 cm
boven de grond. De zoeksonde (1) dient zich daarbij idealiter altijd parallel ten
opzichte van de ondergrond te bewegen. Laat de zoekbreedte altijd een beetje
overlappen (ongeveer 50 %).
•
Beweeg de zoeksonde nooit, alsof het een pendel is. Pendelbewegingen om
een vast punt beschrijven een cirkelboog. Bij een boog verandert de afstand
tot de grond en hierdoor verandert de detectie van de metaaldetector. Pendel
de zoeksonde (1) alleen als u in een kuil of verdieping zoekt, om hierbij parallel
tot de grond te blijven.
•
De zoeksonde met een zwaai of aan het einde optillen, leidt tot verkeerde
detectieresultaten (zie afbeelding links).
•
Voer de bewegingen langzaam uit, zodat ook alle mogelijke kleinere objecten gedetecteerd kunnen worden.
e) Nauwkeurige locatie van de vondst detecteren
• Stel de draairegelaar
MODE
(16) in op de detectiemodus “TR2”.
• Met een beetje oefening kan een object worden vastgesteld. Wanneer de
detectorspoel een verborgen object heeft weergegeven, houdt u de zoeksonde (1)
precies boven deze positie.
• Beweeg de zoeksonde (1) verschillende keren voor- en achteruit met steeds kleiner
wordende bewegingen, terwijl u lichtjes zijdelings beweegt. Markeer de lijn op een
geschikte manier. Denk eraan waar de detector een signaal gegenereerd heeft en
beweeg met steeds kleinere bewegingen systematisch om dit punt. Herhaal alles in
een hoek die de eerste zoekrichting doorkruist. Het kruispunt van beide denkbeeldige
lijnen, zoals in een dradenkruis, toont de hoogste signaalintensiteit. Het is het
startpunt van het signaal van de vondst.