20
13. Corrigeer indien nodig het luchtspleet volgens de instructies in de punten 6 -11.
14. Trek met een moment van 10 Nm (met een druksleutel) de zeskant moeren (14) aan.
15. Plaats de O-ring (15)in de gleuf tussen de drukplaat (2) en de remmagneet (1). Schuif de stofring (16)
terug en duw hem in de gleuf bij de remmagneet (1).
16. Sluit de platte kabelaansluiter aan.
17. Plaats het waaierkap terug en bevestig het met de bouten.
18. Sluit de kettingtakels aan op het net.
19. Controleer de machinefuncties.
De remweg van een last die overeenkomt met de nominale lastcapaciteit, mag bij het remmen in zakkende
bedrijfstoestand, niet langer zijn dan twee kettingschakels en de rem mag de last niet plotseling laten
schudden.
1.1.14
Het elektrische veld van de remmagneet
Werkingsmechanisme
De remschijf wordt gevoed met een gelijkrichtende stroomkring. De stroomkring werkt volgens het principe van
ruststroom. Bij het wegvallen van de spanning treedt de rem automatisch in werking en hierdoor houdt de kettingtakels in
elke toestand de last op een veilige manier vast. Om de remweg kort te houden, werkt de rem op gelijkstroom.
Slipkoppeling
De slipkoppeling bevindt zich tussen de motor en de rem zodat de onderdelen van de aandrijfeenheid die
van de rem tot aan de last helemaal van vormsluitende verbindingen is voorzien, de kracht kunnen
doorgeven. Ook in het geval van ernstige slijtage van de slipkoppeling zakt de last niet ongecontroleerd
naar beneden, aangezien de rem de last in alle situaties vast blijft houden.
De slipkoppeling werkt als een droge koppeling met een asbestvrije koppelingsvoering.
De slipkoppeling
beperkt de hijskracht onmiddellijk
en mag niet worden aangewend voor normaal
gebruik.
De normale uitschakeling van de bovenste en onderste haakstanden vindt plaats via de
eindschakelaars
op de onderkant van de behuizing (zie hoofdstuk 3.2.2).
1.1.15
De opbouw van de slipkoppeling
17 18 19 20 21 10 20 19 18 17 22
24 25 23 26 27 28 29
Afbeelding 22: De opbouw van de slipkoppeling
Onderdelen van de slipkoppeling: 2 koppelingsnaven (17) die zich op de twee bewegende kanten van de motor (21)
bevinden en met twee grendels zijn verbonden met de aandrijfas van de motor (10), de koppelingsvoeringen (18), 2
koppelingsschijven (19) die met twee cilinderpennen (20) zijn vergrendeld aan de bewegende kant van de motor (21).
Op de motoras (10) bevindt zich tussenstuk 1 (22), de binnenste drukpen (24) met de afsluitring (25), tussenstuk 2 (23),
de drukbus (26), de drukveer (27), schroefbus met de ventilator (28) en de contramoer (29).
Содержание LK-13 Series
Страница 4: ...0...
Страница 30: ...26...
Страница 31: ...27...
Страница 54: ...50...
Страница 55: ...51 www rema eu...