130
15. Verhelpen van storingen
Het voertuig is volgens de nieuwste technische inzichten vervaardigd. Er kunnen desondanks problemen of storingen
optreden. Mogelijke storingen kunt u als volgt verhelpen. Neem bovendien ook de meegeleverde gebruiksaanwijzing
van de zender in acht.
Het model reageert niet of niet juist
•
Bij 2,4 GHz-zender/ontvangers moet de ontvanger worden gekoppeld met de zender. Deze procedure wordt met
de Engelse term "Binding" of "Pairing" aangeduid. Het koppelen wordt normaal gesproken door de fabrikant uitge-
voerd, kan uiteraard ook door uzelf worden uitgevoerd. Neem hiervoor de apart meegeleverde gebruiksaanwijzing
van de zender in acht.
•
Is de rij-accu van het voertuig leeg of zijn de batterijen in de zender leeg? Vervang de rij-accu of batterijen in de
zender dan door nieuwe.
•
Hebt u eerst de zender en daarna de rijregelaar ingeschakeld? Bij omgekeerde volgorde werkt de rijregelaar om
veiligheidsredenen niet.
•
Is de rij-accu correct aangesloten op de rijregelaar? Controleer de stekkerverbinding of deze eventueel verontrei-
nigd of geoxideerd is.
•
Is het voertuig te ver weg? Met een volle rij-accu en volle batterijen in de zender moet een bereik van 50 m of meer
mogelijk zijn. Dit kan echter worden verminderd door omgevingsinvloeden, bijv. storingen op de zendfrequentie of
de nabijheid van andere zenders (niet alleen zenders, maar ook WLAN-/Bluetooth
®
-apparaten die eveneens een
zendfrequentie van 2,4 GHz gebruiken), van metalen onderdelen, gebouwen, enz.
De positie van de zender- en ontvangerantenne ten opzichte van elkaar heeft zeer sterke invloed op het bereik.
Het is het beste als zowel de zender- als de ontvangerantenne verticaal staan (met beide antennes parallel ten
opzichte van elkaar). Als de zenderantenne daarentegen op het voertuig wordt gericht heeft dit een zeer klein
bereik tot gevolg!
•
Controleer de juiste positie van de stekker van de rijregelaar en van de stuurservo in de ontvanger. Als de stekkers
180° gedraaid zijn aangesloten werken de rijregelaar en de stuurservo niet.
Wanneer daarentegen de stekker van de rijregelaar en stuurservo met elkaar worden verwisseld stuurt de gas-
remhendel op de zender de stuurservo en het draaiwiel de rijfunctie!
•
Bevindt zich de gas-remhendel (of de trimregelaar van de rijfunctie) bij het inschakelen van de rijregelaar niet in de
neutraalstand is, knippert de led op de rijregelaar snel in rood. De aandrijving kan dan om veiligheidsredenen niet
worden geactiveerd. Laat de gas-remhendel op de zender los en controleer ook de instelling van de trimregelaar
van de rijfunctie op de zender. Wanneer de trimafstelling niet voldoende is, is een programmering van de neutraal-
stand nodig, zie hoofdstuk 10 a).
Het voertuig blijft niet staan als de gashendel wordt losgelaten
•
Corrigeer op de zender de trimregelaar voor de rijfunctie (neutrale stand instellen).
•
Wanneer de ruimte in de trimafstelling niet voldoende is, doe dan een nieuwe programmering van de neutrale en
de volgasstand, zie hoofdstuk 10. a).