96
11. Reiniging en onderhoud
a) Algemeen
Voor het reinigen of het onderhoud moet de rijregelaar worden uitgeschakeld en moet de rijaccu volledig van de
rijregelaar worden losgekoppeld. Indien u met het voertuig hebt gereden, laat u alle onderdelen (bijv. motor, rijregelaar
enz.) eerst volledig afkoelen.
Verwijder na het rijden stof en vuil van het gehele voertuig. Gebruik bijv. een langharige schone kwast en een stofzui-
ger. Sprays met perslucht kunnen ook zeer nuttig zijn.
U mag geen reinigingssprays of gewone schoonmaakmiddelen gebruiken. Hierdoor kan de elektronica beschadigd
raken en bovendien leiden dergelijke middelen tot verkleuringen aan de kunststof onderdelen of de carrosserie.
Was het voertuig nooit met water af, vb. met een hogedrukreiniger. Daardoor wordt de elektronica van het voertuig
beschadigd of vernietigd. Het voertuig mag niet vochtig of nat worden!
Voor het schoonvegen van de carrosserie kunt u een zachte en licht vochtige doek gebruiken. Wrijf niet te hard.
Anders ontstaan krassen of wordt de lak beschadigd.
b) Voor, resp. na elke rit
Door de trillingen van de motor en schokken tijdens het rijden, kunnen er onderdelen en schroefverbindingen losra-
ken.
Controleer daarom voor, resp. na elke rit de volgende posities:
• Vaste zit van de wielmoeren en alle schroefverbindingen van het voertuig
• Bevestiging van rijregelaar en ontvanger
• Vastkleven van de banden op de velgen, resp. toestand van de banden
• Bevestiging van alle kabels (deze mogen niet in bewegende delen van het voertuig raken)
Kijk bovendien het voertuig vóór, resp. na elk gebruik na op beschadigingen. Indien u beschadigingen
vaststelt, mag u het voertuig niet gebruiken of in gebruik nemen.
Als versleten voertuigonderdelen (vb. banden) of defecte voertuigonderdelen (vb. een gebroken draagarm)
moeten worden vervangen, dan mag u enkel originele vervangonderdelen gebruiken.
Содержание 1400039
Страница 102: ...102 ...
Страница 103: ...103 ...