75
7. Bedienelementen van de zender
1 Antenne
2 LCD-display
3 Aan/uit-schakelaar
Met deze schuifschakelaar wordt de zender in- en
uitgeschakeld. Schakel de zender nooit uit als het
voertuig in werking is!
4 Oog voor draagriem
5 Toets “SEL” voor instelmenu
6 Power-LED
7 Wiptoets “DT3” voor dual-rate instelling
8 Wiptoets “DT4” voor trimming van de besturing van
de achteras
9 Omschakeltoets voor de besturing
10 Hendel voor vooruit-/achteruitrijden
Met deze hendel wordt de aandrijving en remfunctie
van het voertuig geregeld.
11 Draaiwiel voor de stuurfunctie
12 Wiptoets “DT1” voor trimming van de besturing van
de vooras
13 Wiptoets “DT2” voor trimming/neutraalstand van de
rijfunctie
14 Batterijvak
Plaats ofwel 4 batterijen of 4 accu’s van het type AA/mignon met de polen in de juiste richting in het voertuig. De
juiste polariteit is aangegeven in het batterijvak.
15 Laadbus voor het opladen van accu’s in de zender
Wanneer accu’s in de zender zijn geplaatst, kunnen deze met behulp van een geschikte laadkabel en oplader
worden opgeladen.
De laadstroom mag daarbij 250 mA niet overschrijden aangezien anders de geleiders in de zender beschadigd
kunnen raken. Sluit daarom geen snelladers aan! Let op de juiste polariteit (binnenste contact van de laadbus is
gemarkeerd met een “+”; zie indien nodig het opschrift naast de laadbus).
Probeer nooit gewone, niet oplaadbare batterijen te laden! Er bestaat brand- en explosiegevaar! Laad
alleen oplaadbare accu’s op.
10
7
9
8
4
6
5
3
12
13
11
1
2
14
15