7
Nederlandse gebruikershandleiding
RSD-regensensor
De Rain Bird® RSD-regensensorserie is een gemakkelijk
te installeren, duurzame en visueel aantrekkelijke
regensensor die geschikt is voor 24 VAC-toepassingen bij
woningen en commerciële gebouwen. Dit hoogwaardige
product bespaart water door automatisch de
neerslaghoeveelheden te meten en beregeningscycli uit te
stellen als besproeiing niet nodig is.
!
OPMERKING:
De RSD-regensensor is een
laagspanningsapparaat dat geschikt is voor 24 V
wisselstroom (VAC)- regelcircuits en 24 VAC-
pompstartrelaiscircuits. De regensensor kan
worden gebruikt met automaten die maximaal
tien 24 VAC, 7 VA elektromagnetische kleppen per
station, plus één hoofdklep, kunnen activeren.
Gebruik de regensensor NIET
met 110/250
VAC- apparaten of -circuits, zoals direct werkende
pompstartsystemen of pompstartrelais.
Kiezen van een plaats
Installeer de regensensor op een plaats waar deze de
natuurlijke neerslag kan opvangen zonder te worden
gehinderd door natuurlijke of door de mens gemaakte
obstakels. Plaats de regensensor op een hoogte waar deze
tegen vandalisme is beveiligd. Vermijd montageplaatsen
zoals die weergegeven in
afbeelding 1
.
!
Installeer de regensensor NIET
op plaatsen
waar het vermogen van de sensor om natuurlijke
neerslag te verzamelen en te registreren, wordt
beïnvloed door beregening, dakgoten, bomen, enz.
Installeer de regensensor NIET
op een locatie
waar bladeren en andere rommel van bomen erin
kan vallen.
Installeer de regensensor NIET
op een locatie
waar het hard kan waaien.
Bediening
Instellen van de regenval
De regenvalinstelling van de sensor bepaalt de
hoeveelheid regen die nodig is om de besproeiingscyclus
uit te stellen. U kunt de regenval instellen van 1/8” tot
3/4” (5 mm tot 20 mm). De regenval wordt ingesteld door
de wijzerplaatdop van de sensor linksom of rechtsom
te draaien. Om de regenval in te stellen, moet de
wijzerplaatdop van de sensor worden gedraaid totdat
de gewenste regenval op één lijn staat met de pijl op het
sensorhuis
(A)
, zoals weergegeven in
afbeelding 2
.
De ideale regenvalinstelling voor uw plaats hangt af van
het bodemtype, de wind, de hoeveelheid direct zonlicht
die de sensor ontvangt en de frequentie en hoeveelheid
regen. In de tabel op de volgende pagina worden enkele
richtlijnen gegeven voor het bepalen van de juiste
regenvalinstelling.
Kenmerken van de irrigatieplaats
Regenvalinstelling
• Sensor is blootgesteld aan
lange perioden met direct
zonlicht
• Kleiachtige grondsoorten
1/8” tot 1/4”
(3 tot 6 mm)
• Frequente, zware regenval
• Sensor bevestigd op een
hoofdzakelijk schaduwrijke
plaats
• Zandige grondsoorten
1/2” tot 3/4” (13 tot
20 mm)
Instellen van de ontluchtingsring
De ontluchtingsring bepaalt de "droogtijd", d.w.z. de tijd
waarin irrigatie na een regenval wordt uitgesteld. Bij de
meeste installaties moet de ontluchtingsring in de geheel
open stand worden gezet.
Op plaatsen waar water de neiging heeft zich na een
regenval te verzamelen, moet de ontluchtingsring van
de sensor gedeeltelijk worden gesloten. Door wijziging
van de instelling van de ontluchtingsring wordt de
beregeningscyclus langer uitgesteld, waardoor de grond
de tijd krijgt om het water af te voeren.
Om de droogtijd in te stellen, moet de ontluchtingsring
onder de wijzerplaatdop van de sensor in de gewenste
stand worden gedraaid, zoals weergegeven in
afbeelding
3
.
Montage
!
OPMERKING:
Volg de installatie-instructies
zorgvuldig en installeer de sensor volgens
de nationale elektrische norm of volgens uw
plaatselijke elektrische voorschriften.
Beugelmodel
Het beugelmodel van de RSD-Bex-regensensor wordt als
volgt gemonteerd:
1.
Kies een goede bevestigingsplaats binnen een
afstand van 25’ (7,6 m) van uw automaat. Het wordt
niet aanbevolen om extra bedrading toe te voegen
aan de meegeleverde 25’ (7,6 m).
2.
Draai twee montageschroeven door de gaten
(C)
in de bevestigingsbeugel, zoals weergegeven in
afbeelding 4 (C)
. Gebruik bevestigingsmaterialen
die geschikt zijn voor het montageoppervlak (hout,
tegels, metselwerk, enz.).
3.
Zorg dat de wijzerplaatdop van de regensensor
vlak ligt en niet door obstakels erboven wordt
belemmerd.
Kabelbuismodel
Het kabelbuismodel van de RSD-CEx-regensensor wordt als
volgt gemonteerd:
1.
Kies een goede bevestigingsplaats binnen een
afstand van 25’ (7,6 m) van uw automaat. Het wordt
niet aanbevolen om extra bedrading toe te voegen
aan de meegeleverde 25’ (7,6 m).
2.
Leid de draden van de regensensor door een
adapterhulpstuk dat geschikt is voor uw installatie en
schroef de sensor in de adapter, zoals weergegeven
in
afbeelding 5
. Het wordt niet aanbevolen om
extra bedrading toe te voegen aan de meegeleverde
25’ (7,6 m).
3.
Zorg dat de wijzerplaatdop van de regensensor
vlak ligt en niet door obstakels erboven wordt
belemmerd.
4.
Maak het adapterhulpstuk vast aan de kabelbuis,
en sluit de regensensor dan aan op de automaat
volgens de procedure beschreven in het gedeelte
“Bedrading van de regensensor”.
Bedrading van de regensensor
Automaten met regensensorklemmen
Vele moderne automaten (zoals die van Rain Bird)
zijn voorzien van ingebouwde klemmen voor
regensensordraden. Op speciale regensensorklemmen
is meestal een sticker met “sensor”, “SENS”, “S” of “SN”
aangebracht op de klemmenstrip van de automaat.
1.
Sluit de regensensor aan door de jumperdraad
(indien aanwezig) uit de regensensorklemmen van
de automaat te verwijderen.
2.
Sluit de rode en zwarte draden van de regensensor
aan op de sensorklemmen van de automaat zoals
weergegeven in
afbeelding 7
. Het doet er niet toe
welke draad er naar welke klem gaat.
Automaten zonder regensensorklemmen
Gebruik de onderstaande procedure als uw automaat NIET
is uitgerust met speciale regensensorklemmen.
1.
Verwijder de draad uit de gemeenschappelijke
klem (“C” of “COM”) op de klemmenstrip van de
automaten. Sluit deze draad dan aan op de rode
regensensordraad.
2.
Sluit de zwarte regensensordraad aan op de
gemeenschappelijke klem (“C” of “COM”) op de
klemmenstrip van de automaat, zoals weergegeven
in
afbeelding 8
.
Testen van het systeem
Nadat de sensor is geïnstalleerd, moet worden
gecontroleerd of deze goed werkt. Schakel de automaat
in om de irrigatie te starten. Houd de plunjer boven op de
regensensor omlaag zoals weergegeven in
afbeelding 4
(B)
. De irrigatie van de betreffende zone moet na enkele
seconden worden uitgeschakeld. Als dit niet gebeurt, moet
u de draadaansluitingen van de regensensor controleren.
Onderhoud
De RSD-regensensor werkt automatisch en vereist geen
regelmatig onderhoud. Soms raken de schijven binnenin
de wijzerplaatdop van de sensor vervuild (rommel of
insecten). Als dit gebeurt, moet u de volgende procedure
gebruiken om de regensensor te reinigen.
1.
Draai de wijzerplaatdop in de stand 3/4” (20 mm)
regenval, zoals weergegeven in
afbeelding 2
.
2.
Druk op het lipje met “Press” (Drukken) aan de
zijkant van het sensorhuis, zoals weergegeven in
afbeelding 6 (D)
. Draai dan de wijzerplaatdop ca.
1 1/4 slag verder om de dop van het sensorhuis te
verwijderen.
3.
Haal de plunjer en schijven uit het sensorhuis en was
deze in schoon water af.
4.
Breng de plunjer en schijven weer aan. Zet de
regenval ten slotte weer in de gewenste stand, zoals
weergegeven in
afbeelding 2
.
!
OPMERKING:
Als u de schijven wast, laat ze dan
ten minste 24 uur drogen voordat u ze weer
aanbrengt. Anders kan dit de irrigatie tegenhouden
totdat de schijven volledig droog zijn.