NanoPhotometer
®
NP80/N60/N50/C40
User Guide Version 3.1
113
Het symbool
op het product of op de documenten die bij het product werden meegeleverd,
geeft aan dat dit apparaat niet als huishoudelijk afval mag worden behandeld. U moet dit naar
een geschikt inzamelpunt brengen voor het recyclen van elektrische en elektronische
apparatuur. Het apparaat moet worden afgevoerd overeenkomstig lokale milieuregelgeving voor
afvalverwerking.
U
ITPAKKEN EN PLAATSEN
Controleer de inhoud van de verpakking volgens de leveringsbon. Indien u ontbrekende items
vaststelt, moet u uw leverancier onmiddellijk op de hoogte brengen.
Inspecteer het instrument op tekenen van schade die is ontstaan tijdens vervoer. Indien u
schade vaststelt, moet u uw leverancier onmiddellijk op de hoogte brengen.
Ga na of uw gewenste installatielocatie voldoet aan de omgevingsvereisten voor een veilig
gebruik: alleen binnen en in droge omgevingen te gebruiken.
Opmerking
: Plaats uw NanoPhotometer
®
niet in de buurt van vloeistoffen, chemische stoffen,
regen, vocht of stoffige omgevingen.
Temperatuurbereik 10-40°C: indien een cuvetverwarmer wordt gebruikt, is het bereik 10-30°C.
Indien het instrument wordt blootgesteld aan extreme temperatuurschommelingen, moet u het
instrument mogelijk even laten acclimatiseren. Schakel het instrument uit en schakel het
opnieuw in nadat het de omgevingstemperatuur heeft bereikt (2 tot 3 uur).
Maximale relatieve luchtvochtigheid (niet-condenserend) 80% en tot 31°C, lineair afnemend tot
50% bij 40°C.
Het instrument moet op een stabiel, vlak oppervlak worden geplaatst dat 4-5 kg kan dragen en
moet zo worden geplaatst dat lucht vrij rond het instrument kan stromen. Zorg ervoor dat de
luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd wanneer het instrument is ingeschakeld. Voorkom
rechtstreeks zonlicht omdat dit delen van het instrument kan laten verbleken en plastic
onderdelen kan beschadigen.
De apparatuur moet zo geplaatst worden dat in een noodgeval de stekker snel kan worden
gevonden en losgekoppeld.
Draag het instrument steeds door het hoofdgedeelte van het instrument vast te nemen en niet
door bijvoorbeeld het optionele scherm of de NanoVolume-steun vast te nemen.
De apparatuur moet zijn aangesloten met het 60W-netsnoer/voedingskabel door Implen
meegeleverd (90W met batterijpack). Het stopcontact moet een aarding hebben. Het instrument
is geschikt voor voedingen van 90-250 V, 50-60 Hz.
Bij mobiele modellen moet u het batterijpack vóór het eerste gebruik ten minste 3 uur laden.
Schakel het instrument in met de aan/uit-knop op het achterpaneel nadat het netsnoer is
aangesloten. Het systeem zal een aantal zelftests uitvoeren.
Neem onmiddellijk contact op met de originele leverancier indien u technische problemen
ervaart of problemen merkt met het verwerken van monsters
Opmerking
: Indien deze apparatuur wordt gebruikt op een andere manier dan hierboven
vermeld of in een omgeving die niet geschikt is voor veilig gebruik, kan de voorziene
bescherming van de apparatuur beschadigd raken en vervalt de garantie van het instrument.