
35
NEDERLANDS
NL
4 BESCHRIJVING
4.1 Aandrijving
De machine heeft voorwielaandrijvingGereedsc-
hap dat aan de voorzijde is gemonteerd wordt
aangestuurd door aandrijfriemen.
4.2 Besturing
De machine heeft achterwielbesturing. Daarom
kan de machine gemakkelijk om bomen of andere
obstakels heen rijden. Het sturen wordt geregeld
via een kabel.
4.3 Beveiligingssysteem
De machine is uitgerust met een elektrisch beveil-
igingssysteem. Dit systeem onderbreekt bepaalde
activiteiten die door onjuiste handelingen gevaarl-
ijke situaties kunnen veroorzaken. De motor kan
bijvoorbeeld niet gestart worden als de koppeling
van de parkeerrem is ingetrapt.
Controleer voor elk gebruik of het bev-
eiligingssysteem werkt.
4.4 Bediening
4.4.1 Gereedschapslift, mechanisch (6:P)
U kunt als volgt schakelen tussen de werkpositie
en de transportpositie:
1. Trap het pedaal volledig in.
2. Laat het pedaal langzaam los.
4.4.2 Bedrifjsrem/koppeling/parkeerrem
(6:M) (2105M)
Pedaal dat bedrijfsrem en koppeling combineert.
Drie standen:
1. Pedaal omhoog - aandrijving.
De machine rijdt als er een
versnelling wordt gekozen.
Bedrijfsrem niet geactiveerd.
2. Pedaal voor de helft ingetrapt
- aandrijving ontkoppeld, er kan geschakeld
worden. Bedrijfsrem niet geactiveerd.
3. Pedaal volledig ingetrapt - aandrijving
ontkoppeld. Bedrijfsrem volledig geactiveerd.
LET OP! Regel de snelheid niet door de koppeling
te laten slippen. Kies in plaats daarvan de juiste
versnelling voor de goede snelheid.
4.4.3 Koppeling - parkeerrem (6:M)
(2125H)
Druk nooit op het pedaal tijdens het ri-
jden. De krachtoverbrenging kan dan
oververhit raken.
Het pedaal (6:M) heeft de vol-
gende drie standen:
•
Omhoog
. De koppeling is niet geactiveerd. De
parkeerrem is niet geactiveerd.
•
Voor de helft ingetrapt
. Voorwaarts rijden
uitgeschakeld. De parkeerrem is niet
geactiveerd.
•
Volledig ingetrapt
. Voorwaarts rijden
uitgeschakeld. De parkeerrem is geactiveerd
maar niet vergrendeld. Deze stand wordt ook
gebruikt als noodrem.
4.4.4 Vergrendeling, parkeerrem (6:N)
De vergrendeling vergrendelt het kop-
pelings-/rempedaal in de ingetrapte stand.
Deze functie wordt gebruikt om de ma-
chine te vergrendelen op hellingen, tijdens
transport enz., als de motor niet draait.
De parkeerrem moet tijdens het werk
altijd uitgeschakeld zijn.
Vergrendelen:
1. Trap het pedaal (6:M) volledig in.
2. Verplaats de vergrendeling (6:N) naar rechts.
3. Laat het pedaal los.
4. Laat de vergrendeling los.
Ontgrendelen:
Trap het pedaal volledig in en laat het weer los.
4.4.5 Rijden - bedrijfsrem (6:O) (2125H)
Als de machine niet remt zoals ver-
wacht als het pedaal wordt losgelaten,
moet het linkerpedaal (6:M) worden ge-
bruikt als noodrem.
Het pedaal (6:O) regelt de versnelling tussen de
motor en de wielen (= de snelheid). Wanneer het
pedaal omhoog staat, wordt de bedrijfsrem geac-
tiveerd.
1. Pedaal voorwaarts
– de machine gaat vooruit.
2. Pedaal onbelast
– de machine staat stil.
3. Pedaal achterwaarts
– de machine rijdt achteruit.
4. Minder druk op het pedaal
– de machine remt.
Содержание 2105M
Страница 2: ...2 S E F G E G K L J A B 1 2 4 3 5...
Страница 3: ...3 M O N P Q P U T Q R 0 1 6 8 10 7 9 11...
Страница 4: ...4 K L R R S N M O 12 14 16 13 15 17...
Страница 44: ...M an u f a ct u re d b y GG P S w ed e n A B...