![Montana B16-50D1 Скачать руководство пользователя страница 20](http://html1.mh-extra.com/html/montana/b16-50d1/b16-50d1_manual_1829567020.webp)
1.
BIJZONDERE AANWIJZINGEN
1.1 VOORSCHRIFTEN
Voor nietmachines geldt de norm EN 792-13:2000
“Handgereedschap met niet-elektrische aandrijving
- Veiligheidseisen - Deel 13: Nietmachines”.
Deze norm schrijft het volgende voor:
–
In nietmachines mogen alleen de bevestigings-
middelen gebruikt worden die in de bijbehorende
handleiding vermeld staan (zie technische gege-
vens). De nietmachines en de in de handleiding
opgegeven bevestigingsmiddelen moeten be-
schouwd worden als een veiligheidstechnisch
systeem.
–
Er moeten snelkoppelingen gebruikt worden voor
de aansluiting op de persluchtbron en de onsluit-
bare nippel moet aan het apparaat aangebracht
zijn, zodat er na het ontkoppelen geen perslucht
meer in het apparaat aanwezig is.
–
Zuurstof of brandbare gassen mogen niet ge-
bruikt wordt als energiebron voor pneumatische
nietmachines, omdat er anders brand– en explo-
siegevaar bestaat.
–
Nietmachines mogen alleen aangesloten worden
op leidingen waarmee de maximaal toelaatbare
bedrijfsdruk van het apparaat met niet meer dan
10 % overschreden kan worden. Bij hogere druk-
ken moet er een drukregelventiel (drukbegrenzer)
met daaropvolgend een drukbegrenzingsventiel
in de persluchtleiding ingebouwd worden.
–
Bij de reparatie van nietmachines mogen alleen
de door de fabrikant of zijn gevolmachtigde op-
gegeven reserveonderdelen gebruikt worden.
– Reparatiewerkzaamheden mogen alleen uitge-
voerd worden door een opdrachtnemer van de
fabrikant of door een andere vakkundige met in-
achtneming van de instructies in de handleiding.
Opmerking: Een vakkundige is iemand die op grond
van zijn opleiding en ervaring over voldoende kennis
op het gebied van nietmachines beschikt en voldoen-
de op de hoogte is van de geldende voorschriften om
de veiligheid van nietmachines te kunnen beoorde-
len.
–
Houders om nietmachines te bevestigen op een
steun, bijv. een werktafel, moeten zo geconstru-
eerd zijn dat de nietmachines voor het beoogde
gebruiksdoel veilig bevestigd kunnen worden,
zodat bijv. beschadiging, verdraaiing en ver-
schuiving uitgesloten is.
1.2. GELUIDSEMISSIE
Voor de nietmachine werden de geluidsniveauwaar-
den bepaald volgens EN 12 549:1999 (zie technische
gegevens).
Deze waarden hebben betrekking op het apparaat en
geven niet de geluidsontwikkeling bij gebruik weer.
De geluidsontwikkeling bij gebruik hangt af van bijv.
de werkomgeving, het werkstuk, de werkstukonder-
grond en het aantal bewerkingen.
Afhankelijk van de werkomstandigheden en het werk-
stuk moeten er mogelijk maatregelen genomen wor-
den om het geluidsniveau te beperken, bijv. geluid-
dempende ondergrond voor het werkstuk, trillingen
van het werkstuk voorkomen door opspannen of toe-
dekken en instellen van de benodigde minimale be-
drijfsdruk.
In bijzondere gevallen is het dragen van gehoorbe-
schermers noodzakelijk.
1.3 MECHANISCHE STOTEN (TRILLINGEN)
Voor de nietmachine werden de trillingswaarden be-
paald volgens ISO 8662-11:1999.
De waarden hebben betrekking op het apparaat en
stemmen niet overeen met de belasting van het hand-
arm-systeem bij gebruik van het apparaat.
Deze belasting hangt af van bijvoorbeeld de grijp-
kracht, de aandrukkracht, de werkrichting, de inge-
stelde luchtdruk, het werkstuk en de ondergrond.
1.4 VEILIGHEID VAN DE NIETMACHINE
Controleer elke keer voor u met de nietmachine be-
gint te werken of alle veiligheids- en startinrichtin-
gen perfect functioneren alsook of alle schroeven en
moeren goed vastzitten.
Hanteer de nietmachine alleen zoals toegelaten door
de voorschriften.
Demonteer of blokkeer geen delen van de nietmachi-
ne, zoals de startbeveiliging.
Voer geen “noodreparaties” uit met ongeschikte mid-
delen.
Voer regelmatig een vakkundig onderhoud uit.
Vermijd iedere verzwakking of beschadiging van het
apparaat door:
–
inslaan of ingraveren,
–
niet door de fabrikant toegestane ombouw,
–
geleiden langs sjablonen die uit hard materiaal,
bijv. staal, vervaardigd zijn,
–
laten vallen op of schuiven over de grond,
–
gebruik als hamer,
–
ieder hardhandig gebruik.
1.5 ARBEIDSVEILIGHEID
–
Richt een bedrijfsklare nietmachine nooit naar
uzelf of andere personen.
–
Houd de nietmachine bij het werken zo dat uw
hoofd en lichaam niet verwond kunnen worden
bij een terugslag als gevolg van een voedingssto-
ring of harde plaatsen in het werkstuk. Controleer
of er zich op de plaats waar u wilt nieten, geen
spijkers of andere harde voorwerpen bevinden.
–
Niet nooit in de lucht, om gevaar door rondvlie-
gende nieten en overbelasting van het apparaat
te voorkomen.
20
NE
D
E
R
L
AN
DS