76
NL
Waarbij
geldt:
Let op:
Laat het R410A niet in de atmosfeer vervluchtigen.
R410A is een gefluoreerd broeikasgas dat onder het verdrag van Kyoto
valt, met een GWP (Global Warming Potential) van 1975.
De koelleidingen aansluiten
Bijgeleverd zijn verbindingsbuizen voor voorzijde en onderkant.
(Zie [Fig.10.2.2])
Controleer de afmetingen van de vloeistof- en gasleidingen voordat u de
koelleidingen aansluit.
Zie ook 9.2. Het koelleidingsysteem.
Zorg ervoor dat de koelleiding niet in aanraking komt met andere
koelleidingen, apparaatonderdelen of grondplaten.
Gebruik tijdens het solderen van de leidingen altijd een vloeimiddel om
oxides te verwijderen.
<Aansluitvoorbeelden van koelleidingen>
[Fig.10.2.2] (p.6)
<A> Leidingen via voorzijde
<B> Leidingen via onderkant
<C> Bijgeleverd bij buitenunit
A
Gasleiding (niet bijgeleverd)
B
Vloeistofleiding (niet bijgeleverd)
C
Vorm
Leidingen via voorzijde
Vloeistofzijde
RP200, RP250,
RP300
Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
verbindingsbuis
2
en
8
.
RP200 *1, RP250 *1 Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
verbindingsbuis
8
.
RP350
Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
verbindingsbuis
3
en
9
.
RP350 *1
Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
verbindingsbuis
9
.
Gaszijde
RP200, RP250,
RP300, RP350 *1
Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
elleboog
1
en verbindingsbuis
6
.
RP200 *1
Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
elleboog
1
en verbindingsbuis
4
.
RP200 *2
Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
elleboog
1
.
RP250 *1, RP300 *1 Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
elleboog
1
en verbindingsbuis
5
.
RP350
Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
elleboog
1
en verbindingsbuis
7
.
Leidingen via onderkant
Vloeistofzijde
RP200, RP250,
RP300
Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
verbindingsbuis
2
.
RP200 *1, RP250 *1 Tromp de vloeistofzijde van het leidingwerk
ter plaatse op (ID ø9,52) en sluit deze aan
op de vulklep van de koelleidingen.
RP350
Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
verbindingsbuis
3
.
RP350 *1
Tromp de vloeistofzijde van het leidingwerk
ter plaatse op (ID ø12,7) en sluit deze aan
op de vulklep van de koelleidingen.
Gaszijde
RP200, RP250,
RP300, RP350 *1
Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
verbindingsbuis
6
.
RP200 *1
Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
verbindingsbuis
4
.
RP200 *2
Tromp de gaszijde van het leidingwerk ter
plaatse op (ID ø25,4) en sluit deze aan op
de vulklep van de koelleidingen.
RP250 *1, RP300 *1 Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
verbindingsbuis
5
.
RP350
Gebruik voor de verbinding de bijgeleverde
verbindingsbuis
7
.
*1 Als het toestel wordt gebruikt in combinatie met andere buitentoestellen.
*2 Voor de R22.
Zorg dat bij het optrompen van het aanwezige leidingwerk wordt voldaan aan de
minimale insteekdiepte volgens onderstaande tabel.
Buisdiameter (mm)
Minimale insteekdiepte (mm)
5 of meer minder dan 8
6
8 of meer minder dan 12
7
12 of meer minder dan 16
8
16 of meer minder dan 25
10
25 of meer minder dan 35
12
35 of meer minder dan 45
14
•
•
•
•
•
<Voorbeeld>
Binnen
1: 125 A: ø15,88 40 m a: ø9,52
10 m
2: 100 B: ø12,7
10 m b: ø9,52
5 m
3: 40
C: ø12,7
15 m c: ø6,35
10 m
4: 32
D: ø12,7
10 m d: ø6,35
10 m
5: 63
e: ø9,52
10 m
De totale lengte van elke vloeistofleiding is:
ø15,88: A = 40 = 40 m
ø12,7: B + C + D = 10 + 15 + 10 = 35 m
ø9,52: a + b + e = 10 + 5 + 10 = 25 m
ø6,35: c + d = 10 + 10 = 20 m
Daarom,
<Rekenvoorbeeld>
Bij te vullen hoeveelheid koelvloeistof
= 40
×
0,2 + 35
×
0,12 + 25
×
0,06 + 20
×
0,024 + 3,5 = 17,7 kg
Waarde van
α
Totale capaciteit aangesloten binnenunits
α
Types
~ 80
2,0 kg
Types 81 ~ 160
2,5 kg
Types 161 ~ 330
3,0 kg
Types 331 ~ 390
3,5 kg
Types 391 ~ 480
4,5 kg
Types 481 ~ 630
5,0 kg
Types 631 ~ 710
6,0 kg
Types 711 ~ 800
8,0 kg
Types 801 ~ 890
9,0 kg
Types 891 ~ 1070
10,0 kg
Types 1071 ~
12,0 kg
10.2 Richtlijnen voor leidingaansluiting en
afsluitklep
Ga nauwkeurig te werk bij het aansluiten van de leidingen en de behandeling
van de afsluitklep.
De verbindingsbuis verwijderen
Bij de levering zijn de vloeistof- en gaskleppen op de montageplaats
voorzien van een verbindingsbuis om lekkage te voorkomen.
Voer stappen
1
t/m
4
uit om de verbindingsbuis te verwijderen voordat de
koelleidingen op de buitenunit worden aangesloten.
1
Controleer of de afsluitklep van de koelleiding volledig dicht is (volledig
rechtsom gedraaid).
2
Sluit een vulslang aan op de inlaatpoort op de vloeistof-/gasafsluitklep,
en zuig het gas af dat zich in het buisgedeelte tussen afsluitklep en
verbindingsbuis bevindt (vastdraaikoppel 12 N·m).
3
Nadat u al het gas uit de verbindingsbuis hebt verwijderd, opent u de
verbindingsbuis op de plaats die wordt aangegeven in [Fig.10.2.1] en
tapt u het koelmiddel af.
4
Na stap
2
en
3
verhit u het gesoldeerde gedeelte om de
verbindingsbuis te verwijderen.
[Fig. 10.2.1] (p.6)
<A> Afsluitklep koeling (vloeistofzijde/gesoldeerd)
<B> Afsluitklep koeling (gaszijde/gesoldeerd)
A
Klepstang
Volledig gesloten bij levering, en tijdens aansluiten en ontluchten van de
leidingen.
Moet vervolgens volledig worden geopend.
<Openen>
• Draai de klepstang linksom met een moersleutel.
• Draai door tot de klepstang vastzit.
<Sluiten>
• Draai de klepstang rechtsom met een moersleutel.
• Draai door tot de klepstang vastzit.
B
Afsluitklep
Voor het ontluchten van de verbindingsbuis of leegzuigen van de
koelleidingen op de montageplaats.
(Vastdraaikoppel 12 N·m)
C
Dop
Verwijder de dop om de klepstang te verdraaien. Plaats daarna de dop in
ieder geval terug eindpositie.
D
Verbindingsbuis hier openen
E
Gesoldeerd gedeelte van verbindingsbuis
Waarschuwing:
Het buisgedeelte tussen de twee ventielen (vloeistof- en gaszijde) op de
afsluitklep is met gas gevuld. Zuig dit gas af voordat u het soldeersel
verhit om de verbindingsbuis te verwijderen.
- Als het gesoldeerde gedeelte wordt verhit zonder eerst het gas af te
zuigen, kan de leiding barsten en zelfs worden weggeslingerd, wat tot
ernstige verwondingen kan leiden.
Let op:
Leg een natte doek op de afsluitklep voordat u het gesoldeerde gedeelte
verhit om te beletten dat de temperatuur er tot meer dan 120° C oploopt.
Richt de vlam weg van de bedrading en onderdelen van de unit om
beschadiging te voorkomen.
•
•
•
•
•