28
2. Plaats
2.4. Ventilatie en bereikbaarheid
2.4.1. Installatie op winderige plaatsen
Als het buitenapparaat wordt geïnstalleerd op een dak of een andere plaats waar de wind
vrij spel heeft, moet de luchtuitlaat van het apparaat zo worden gericht dat deze niet recht-
streeks blootstaat aan krachtige windstoten. Krachtige windstoten die de luchtuitlaat bin-
nendringen kunnen de normale luchtstroom bemoeilijken en storingen veroorzaken.
Hieronder volgen drie manieren om het apparaat tegen krachtige windstoten te bescher-
men.
1
Richt de luchtuitlaat naar de dichtstbijzijnde muur, op ongeveer 50 cm van de muur. (Fig.
2-3)
2
Installeer een optionele uitlaatluchtgeleider en luchtgeleider als het apparaat wordt geïn-
stalleerd op een plaats waar krachtige windstoten bij storm etc. rechtstreeks de lucht-
uitlaat kunnen binnendringen. (Fig. 2-4)
A
Uitlaatluchtgeleider
3
Plaats het apparaat indien mogelijk zo dat de luchtuitlaat in dezelfde richting blaast als
de seizoenswinden. (Fig. 2-5)
B
Windrichting
2.4.2. Bij installatie van één buitenapparaat (Raadpleeg de laatste
pagina)
De minimale afmetingen zijn als volgt aangegeven, behalve voor Max., hetgeen betekent
de Maximale afmetingen.
Het getal tussen haakjes geldt voor de P4-6-modellen.
Raadpleeg voor alle gevallen de getallen.
1
Alleen obstakels aan de achterzijde (Fig. 2-6)
2
Alleen obstakels aan de achter- en bovenzijde (Fig. 2-7)
3
Alleen obstakels aan de achterzijde en de zijkanten (Fig. 2-8)
4
Alleen obstakels aan de voorzijde (Fig. 2-9)
∗
Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider moet de vrije ruimte voor de modellen
P4-6 ten minste 500 mm bedragen.
5
Alleen obstakels aan de voor- en achterzijde (Fig. 2-10)
∗
Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider moet de vrije ruimte voor de modellen
P4-6 ten minste 500 mm bedragen.
6
Alleen obstakels aan de achter- en bovenzijde en de zijkanten (Fig. 2-11)
*
Maak geen gebruik van de optionele luchtgeleiders voor een opwaartse luchtstroom.
2.4.3. Bij installatie van meerdere buitenapparaten (Raadpleeg de laat-
ste pagina)
Laat een ruimte van 10 mm of meer tussen de apparaten.
1
Alleen obstakels aan de achterzijde (Fig. 2-12)
2
Alleen obstakels aan de achter- en bovenzijde (Fig. 2-13)
*
Installeer niet meer dan drie apparaten naast elkaar. Laat bovendien ruimte vrij zoals afge-
beeld.
*
Maak geen gebruik van de optionele luchtgeleiders voor een opwaartse luchtstroom.
3
Alleen obstakels aan de voorzijde (Fig. 2-14)
∗
Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider moet de vrije ruimte voor de modellen
P4-6 ten minste 1000 mm bedragen.
4
Alleen obstakels aan de voor- en achterzijde (Fig. 2-15)
∗
Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider moet de vrije ruimte voor de modellen
P4-6 ten minste 1000 mm bedragen.
5
Opstelling met één parallel apparaat (Fig. 2-16)
∗
Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider voor een opwaartse luchtstroom moet de
vrije ruimte ten minste 500 (1000) mm bedragen.
6
Opstelling met meerdere parallelle apparaten (Fig. 2-17)
∗
Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider voor een opwaartse luchtstroom moet de
vrije ruimte ten minste 1000 (1500) mm bedragen.
7
Opstelling met boven elkaar geplaatste apparaten (Fig. 2-18)
*
Er kunnen twee apparaten boven elkaar worden geplaatst.
*
Installeer niet meer dan twee boven elkaar geplaatste apparaten naast elkaar. Laat boven-
dien ruimte vrij zoals afgebeeld.
3. Het buitenapparaat installeren
(mm)
• Zorg ervoor dat de eenheid op een stevig, waterpas oppervlak wordt geïnstalleerd om
geratel tijdens het gebruik te voorkomen. (Fig. 3-1)
<Specificaties voor de fundering>
Funderingsbout
M10 (3/8")
Dikte van het beton
120 mm
Lengte van de bout
70 mm
Draagkracht
320 kg
• Zorg dat de lengte van de funderingsbout op een afstand van minder dan 30 mm van de
onderkant van de basis komt.
• Zet de basis van de eenheid stevig vast met vier M10-funderingsbouten op een stevige
ondergrond.
Het getal tussen haakjes geldt voor de P5, 6-modellen.
Waarschuwing:
• Het apparaat moet worden geïnstalleerd op een constructie die het gewicht ervan
kan dragen. Als het apparaat wordt geïnstalleerd op een instabiele constructie, kan
het vallen en schade of letsel veroorzaken.
• Het apparaat dient volgens de instructies te worden geïnstalleerd om het risico op
beschadiging bij een aardbeving of storm te beperken. Een onjuist geïnstalleerd
apparaat kan vallen en schade of letsel veroorzaken.
Fig. 3-1
Fig. 2-4
Fig. 2-5
Fig. 2-3
A
M10 (3/8") bout
B
Basis
A
B
Max.30
B
A
500 (600)
500 (600)
Min. 410
(Min. 460)
200
(225)
200
(225)
900
(1050)
Min. 10
28
330
370
Содержание PU(H)-P GAA
Страница 98: ......