56
GB
D
F
E
I
P
GR
RU
TR
GB
GB
GB
GB
GB
NL
8. Elektrische bedrading
Voorzorgsmaatregelen bij elektrische bedrading
Waarschuwing:
Elektrisch werk moet door gekwalificeerde elektriciens gedaan worden in
overeenstemming met de van toepassing zijnde “Technische Normen voor
Elektrische Installatie” en de bijgeleverde installatie-instructies. Speciale cir-
cuits moeten ook gebruikt worden. Als een voedingscircuit te weinig capaci-
teit of een installatiedefect heeft, kan het een elektrische schok of brand
veroorzaken.
1. Zorg ervoor om voeding van het speciaal afgetakte circuit te gebruiken.
2. Zorg ervoor om een aardlekschakelaar in het voedingscircuit te installeren.
3. Monteer het apparaat zodanig dat geen van de regelcircuitkabels (afstandsbe-
diening, transmissiekabels) in direct contact met de voedingskabel buiten het
apparaat kan komen.
4. Zorg ervoor dat er op geen enkele kabelaansluiting speling zit.
5. Sommige kabels (voedings-, afstandsbedienings- en transmissiekabels) bo-
ven het plafond kunnen door muizen doorgebeten worden. Gebruik voor be-
scherming zoveel mogelijk metalen pijpen om kabels doorheen te trekken.
6. Verbind het netsnoer nooit met de voedingsleidingen voor de transmissiekabels.
Als u dit wel doet, begeven de kabels het.
7. Zorg ervoor dat u de regelkabels aan het binnenapparaat, de afstandsbedie-
ning en het buitenapparaat aansluit.
8. Aard het apparaat aan de kant van het buitenapparaat.
9. Selecteer de besturingskabels uit de condities die hieronder staan vermeld.
Voorzichtig:
•
Zorg ervoor dat u het apparaat aan de kant van het buitenapparaat aardt.
Sluit de aardingskabel niet op een gas- of waterleiding, een bliksemaflei-
der of een aardingskabel voor de telefoon aan. Een niet goed geïnstal-
leerde aardingskabel kan elektrische schokken veroorzaken.
•
Als de stroomkabel beschadigd is, moet deze worden vervangen door de
producent, diens ondershoudsinstallateur of een gelijkwaardig gekwalifi-
ceerde technicus om gevaar en problemen te voorkomen.
4. Zet de hoofdschakelaar aan. De afvoerpomp moet gaan werken zonder dat u
de afstandsbediening hoeft te bedienen. Verzeker u er met gebruik van een
doorzichtige slang van dat het afvoerwater geloosd wordt.
5. Zet, nadat u dit gecontroleerd hebt, de hoofdschakelaar weer uit, haal de
connector eraf en steek de polyethyleenplug er weer in.
[Fig. 7.3.1] (P.4)
A
Steek het uiteinde van de pomp er 2 – 4 cm in.
B
Haal de polyethyleen plug eruit
C
Ongeveer 1000 cc
D
Water
E
Vulopening
Specificaties voor transmissiekabel
Soort kabel
Transmissiekabels
Afgeschermde draad (2-draads) CVVS, CPEVS of MVVS
ME kabels voor de afstandsbediening
MA kabels voor de afstandsbediening
Bemantelde 2-draads kabel (niet afgeschermd) CVV
Kabeldiameter
Meer dan 1,25 mm
2
0,3 ~ 1,25 mm
2
(0,75 ~ 1,25 mm
2
)*1
0,3 ~ 1,25 mm
2
(0,75 ~ 1,25 mm
2
)*1
Max. lengte: 200 m
De maximale lengte van de transmissiekabels voor central bediening en transmissiekabels
voor binnen/buiten (Maximale lengte via binnenapparaten): 500 m MAX
De maximale lengte van de bedrading tussen de stroomvoorziening voor transmissiekabels
(op de transmissiekabels voor central bediening) en elk buitenapparaat en de besturings-
eenheid van het systeem bedraagt 200 meter.
Max. lengte: 200 m
Gebruik voor lengtes langer dan
10 meter kabels met dezelfde
specificaties als
transmissiekabels.
Opmerkingen
*1 Aangesloten met eenvoudige afstandsbediening.
CVVS, MVVS: PVC geïsoleerde PVC dubbelwandige, afgeschermde bedieningskabel
CPEVS: PE geïsoleerde PVC dubbelwandige, communicatiekabel
CVV: PVC geïsoleerde PVC bemantelde bedieningskabel
8.1. Bedrading voedingskabel
[Fig. 8.1.1] (P. 4)
A
B
C
Binnenapparaat
D
Trekdoos
(mm
2
)
*
1
Aarde
Capaciteit
Zekering
F0 = 16 A of minder *
2
*
2
*
2
1,5
1,5
1,5
20 A stroomgevoeligheid *
3
16
16
20
F0 = 25 A of minder
2,5
2,5
2,5
30 A stroomgevoeligheid *
3
25
25
30
F0 = 32 A of minder
4,0
4,0
4,0
40 A stroomgevoeligheid *
3
32
32
40
*1
F1 =
•
De voedingskabels van de apparatuur mogen niet lichter zijn dan de 245 IEC 57, 227 IEC 57, 245 IEC 53 of 227 IEC 53-norm.
• Bij installatie moet er een schakelaar met een contactafstand van ten minste 3 mm tussen de polen worden opgenomen in het voedingscircuit van de airconditioning.
F2 = {V1
✕
(hoeveelheid van type1)/C} + {V1
✕
(hoeveelheid van type2)/C} + {V1
✕
(hoeveelheid van type3)/C} + {V1
✕
(hoeveelheid van overige)/C}
Stroomonderbreker
Lokale schakelaar/Stroomonderbreker
Totale stroomsterkte van
het binnenapparaat
Minimale kabeldikte
Hoofdkabel
Aftakking
Aardeonderbreker
Lokale schakelaar (A) Onderbreker voor bekabeling (A)
(Circuitonderbreker)
Toepassen op IEC61000-3-3 ongeveer Max. toegestane systeemimpedantie.
De aardeonderbreker dient gelijkstroomcircuit te ondersteunen.
De aardeonderbreker dient het gebruik van een lokale schakelaar of de draadonderbreker te combineren.
*2 Neem de grotere van F1 of F2 als de waarde voor F0.
Totale maximale werkstroom van de binnenapparaten
✕
1,2
•
De diameter van de bedrading is de minimale waarde voor bedrading in een metalen buis. Als de spanning daalt, gebruik dan een draad die een rang dikker is in diameter.
Zorg ervoor dat de voedingsspanning niet meer dan 10% daalt.
•
Houd rekening met de omgevingsomstandigheden (temperatuur, direct zonlicht, regenwater, enz.) wanneer u de bedrading en aansluitingen uitvoert.
•
Gebruik toegewezen voedingen voor het binnenapparaat.
•
Specifieke bedradingseisen moeten beantwoorden aan de bedradingsvoorschriften van de regio.