72
ń
geven wordt.
• Stel met de toetsen PLUS / MINUS de gewenste diafragmawaarde in. De
instelling treedt onmiddellijk in.
• Druk op de toets ‘Return’
. Het display schakelt naar de normale weer-
gave terug. Als u niet op de toets ‘Return’
drukt, schakelt het display
na ong. 5 sec. naar de normale weergave terug.
Bij de digitale overdracht van gegevens tussen camera en flitser kun-
nen ook tussenwaarden worden ingesteld. Voor de TTL-flitsfunctie is
de instelling van de diafragmawaarde op de flitser alleen voor de
correcte weergave van de reikwijdte van belang, daarentegen niet
voor de functie!
6.3 Stand van de hoofdreflector (Zoom)
Als er geen digitale overdracht van gegevens tussen camera en flitser plaats
heeft gevonden, bijv. bij camera’s uit de groep A (zie Tabel 1) of bij het
gebruik van een objectief zonder CPU, kunnen de reflectorstanden
24 mm – 28 mm – 35 mm – 50 mm – 70 mm – 85 mm – 105 mm (klein-
beeldformaat 24 x 36) met de hand worden ingesteld. In het display wordt
M-Zoom aangegeven
Het instellen:
• Druk zo vaak op de toets ‘Para’ (parameter), dat in het display ‘Zoom’
wordt aangegeven.
• Stel met de toetsen PLUS / MINUS de gewenste zoomstand in. De instel-
ling treedt onmiddellijk in werking.
• Druk op de toets ‘Return’
. Het display schakelt naar de normale weer-
gave terug. Als u niet op de toets ‘Return’
drukt, schakelt het display
na ong. 5 sec. naar de normale weergave terug.
Bij de digitale overdracht van gegevens tussen camera en flitser worden de
standen van de hoofdreflector automatisch ingesteld.
In het display staat dan A-Zoom.
☞
6.4 Correcties op de flitsbelichting (EV)
Bij grote helderheidsverschillen tussen onderwerp en achtergrond kan het
nodig zijn een met de hand in te stellen correctie op de flitsbelichting (EV) uit
te voeren. Er zijn correctiewaarden van -3 diafragmawaarden (EV) tot +3
diafragmawaarden (EV) in derden van een stop in te stellen (zie ook 10.5).
Het instellen:
• Druk zo vaak op de toets ‘Para’ (parameter), dat in het display ‘EV’ aan-
gegeven staat.
• Stel met de toetsen PLUS / MINUS de gewenste diafragmawaarde in. De
instelling treedt onmiddellijk in werking.
• Druk op de toets ‘Return’
. Het display schakelt naar de normale weer-
gave terug. Als u niet op de toets ‘Return’
drukt, schakelt het display
na ong. 5 sec. naar de normale weergave terug.
6.5 Lichtgevoeligheid (ISO)
Als er geen digitale overdracht van gegevens tussen camera en flitser plaats
heeft gevonden, bijv. bij camera’s uit de groep A (zie Tabel 1) kunnen de
ISO-waarden voor de lichtgevoeligheid van 6 tot 6400 met de hand worden
ingesteld.
Voor de automatisch-flitsenfunctie
en de manual flitsfunctie
moeten
camera en flitser op dezelfde ISO-waarden worden ingesteld.
Het instellen:
• Druk zo vaak op de toets ‘Para’(parameter), dat in het display ‘ISO’ aan-
gegeven wordt.
• Stel met de toetsen PLUS / MINUS de gewenste ISO-waarde in. De instel-
ling treedt onmiddellijk in werking.
• Druk op de toets ‘Return’
. Het display schakelt naar de normale weer-
gave terug. Als u niet op de toets ‘Return’
drukt, schakelt het display
na ong. 5 sec. naar de normale weergave terug.
Voor de TTL-flitsfunctie is de instelling van de ISO-waarde op de flitser alleen
voor het correct weergeven van de flitsreikwijdte vereist, niet echter voor het
correct functioneren!
M
A
706 47 0029-A3 58 AF-1 N 30.05.2007 8:05 Uhr Seite 72