Attentie a.u.b.:
Bij het aanleggen van de grondleidingen
moet te allen tijde DIN EN 12056 worden op-
gevolgd! Afvoerleidingen moeten te allen tijde
in de stromingsrichting achter de SWA (ca. 1
m) worden ingebracht. Bovendien moet een
bezinktraject vóór en achter de SWA (mini-
maal 1 m) worden aangehouden. Bij de mon-
tage van de terugstroomafsluiter moet voor
onderhoudswerkzaamheden op voldoende
afstand tot de wand worden gelet.
De KG-buis mag niet rechtstreeks op het ba-
sislichaam, maar uitsluitend op de mof wor-
den aangesloten.
ATTENTIE:
Bij de inbouw moet altijd worden gelet op
de pijlen voor stromingsrichting van het
product!
2.1 KESSEL-
Staufix SWA
voor inbouw in de
grondplaat
(Best.nr. 73100.10 S/X, 73125.10
S/X, 73150.10 S/X, 73200.10 S/X). Geldt die-
novereenkomstig ook voor de inbouw
Con-
trolfix.
Het basislichaam van de KESSEL-
Staufix SWA
dient horizontaal te worden uit-
gelijnd (zie afb. 1).
De bijgevoegde profiellipafdichting in de
groef van het tussenstuk leggen en invetten.
Vervolgens het opzetstuk monteren (afb. 2).
Door het telescopische opzetstuk kan de
KESSEL-
Staufix SWA
traploos aan de aan-
wezige inbouwdiepte worden aangepast.
Grondafschot t/m 5° kan gecompenseerd
worden. Door aan het opzetstuk te draaien
kan de afdekking bijvoorbeeld op het tegelra-
ster worden uitgelijnd (zie afb. 3). Nadat de
montage is verricht nogmaals controleren of
de lipafdichting correct zit.
ATTENTIE:
➤
Om de minimale inbouwdiepte te be-
reiken moet het opzetstuk tot op de
vereiste afmeting worden ingekort. De
maximale grondwaterbestendigheid
bedraagt 2 m.
➤
Mantelbuis voorzien i.v.m. ombouw in
later stadium. Indien deze in het opzet-
stuk wordt geplaatst, deze aanbrengen
middels KESSEL gatenzaag (art.nr.
50101) of een in de handel gebruikelijk
gatenzaag Ø 60 mm en de doorvoer-
dichting DN 50 (art.nr. 850114).
69
2. Inbouw
Afb. 1
Afb. 2
Afb. 4
Afb. 5
Afb. 3