7. Schakel de motor uit en controleer het oliefilter
op lekkage.
Let op:
Als er sprake is van olielekkage, draait
u het oliefilter verder vast.
8. Vul de olietank bij met meer motorolie om de
motorolie aan te vullen die het nieuwe oliefilter
heeft opgenomen.
Het luchtfilter reinigen
Een vuil luchtfilter zorgt ervoor dat de motor niet
goed draait. Reinig het luchtfilter vaker in stoffige
omstandigheden.
Het luchtscherm reinigen
Let op:
Het luchtscherm moet vrij van vuil worden
gehouden, om te voorkomen dat er motorschade
ontstaat door oververhitting.
• Reinig het luchtscherm met een draadborstel of
perslucht om vuil te verwijderen.
Het koelsysteem van de motor
onderhouden
Let op:
Een verstopt grasscherm, vuile of volle
koelribben en/of een verwijderde behuizing van de
ventilator, etc. kunnen de motor doen oververhitten
en motorschade veroorzaken.
• Zorg ervoor dat het grasscherm, de koelribben
en andere externe oppervlakken van de motor
altijd schoon zijn.
• Telkens na 100 bedrijfsuren (vaker in extreem
stoffige en vuile omstandigheden) verwijdert
u de behuizing van de ventilator en andere
onderdelen van het koelsysteem van de motor.
Reinig de koelribben en externe oppervlakken
indien nodig. Zorg ervoor dat de onderdelen
van het koelsysteem van de motor correct zijn
geïnstalleerd.
De bougies vervangen
Het type bougie en de elektrodeafstand worden
Technische gegevens op pagina
121
.
• Vervang de bougies aan het begin van elk
maaiseizoen of telkens na 100 bedrijfsuren.
Het inline-brandstoffilter vervangen
Let op:
Vervang het inline-brandstoffilter ten
minste één keer per jaar.
Vervang het inline-brandstoffilter als het verstopt
is en de brandstofstroom naar de carburateur
belemmerd wordt.
1. Laat de motor afkoelen.
2. Verwijder het inline-brandstoffilter (B) en dicht de
uiteinden van de brandstofleiding af met pluggen.
3. Breng het nieuwe inline-brandstoffilter op zijn
plaats in de brandstofleiding, met de pijl in de
richting van de carburateur.
4. Zorg dat de brandstofleiding niet lekt en dat de
klemmen (A) in de juiste stand staan.
5. Als u brandstof morst, reinigt u de machine
onmiddellijk.
A
B
Lucht uit de transmissie verwijderen
OPGELET:
Schakel de
vrijloophendel niet in of uit wanneer de
motor draait.
Om goede prestaties te kunnen blijven leveren,
verwijdert u de lucht in de transmissie voordat u de
machine voor de eerste keer gebruikt.
Als u de transmissie vervangt, verwijdert u de lucht
in de nieuwe transmissie voordat u de machine
gebruikt.
1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond
die vrij en open is.
2. Stop de motor en schakel de parkeerrem in.
3. Plaats de vrijloopregeling in de uitgeschakelde
stand. Zie
.
4. Start de motor. Zodra de motor draait, zet u de
gashendel in de langzame stand en vervolgens
schakelt u de parkeerrem uit.
5. Voer de volgende stappen 3 keer uit.
Let op:
Tijdens deze procedure kunnen de
aandrijfwielen bewegen.
a) Trap het pedaal voor vooruitrijden naar de
volledige voorwaartse positie en houd het
5 seconden ingedrukt voordat u het pedaal
loslaat.
b) Trap het pedaal voor achteruitrijden naar de
volledige achterwaartse positie en houd het
5 seconden ingedrukt voordat u het pedaal
loslaat.
6. Stop de motor en schakel de parkeerrem in.
7. Plaats de vrijloopregeling in de ingeschakelde
stand. Zie
.
114
1947 - 005 - 19.10.2022