24
25
nl
3.) Draai de houder in een loodrechte positie.
4.) Schuif de kaart voorzichtig in de houder.
Let daarbij op de ligging (afgeschuinde
hoek bovenaan en goudcontact naar be-
neden – zie afbeelding)
5.) Klap de kaarthouder weer in.
6.) Sluit de houder doordat u het blokkeerschuifje voor-
zichtig naar beneden schuift tot er een klik te horen is.
Zorg er beslist voor dat de houder vast geklikt is.
2.) Maak de SIM-kaarthouder los doordat u het
blokkeerschuifje in de aangegeven richting
verschuift.
1.) Open het
apparaat
Geachte cliënte, Geachte klant,
Wij feliciteren u met de aankoop van ons controleapparaat „SMS fencealarm“ en danken u voor
uw vertrouwen.
Vooral voor lange en afgelegen afrasteringinstallaties is de mobiele observatie van de bewakingsveiligheid
door middel van een radiotelefoon absoluut noodzakelijk. Hiervoor hebben wij het controleapparaat „SMS-
fencealarm“ ontwikkeld, dat voor de bewaking en de sturing van elektrische afrasteringen voor dieren
gebruikt kan worden. U hebt enkel een radiotelefoonkaart naar uw keuze nodig en ieder alarmsignaal kan
van de afrasteringinstallatie naar een radiotelefoon overgebracht worden.
Het controleapparaat „SMS-fencealarm“ kan facultatief via de bijgeleverde stekkervoedingseenheid door
middel van 230 volt netspanning of een natte batterij van 12 volt gebruikt worden. Bij uitval van de netspan-
ning wordt het zenden van de foutmelding door de ingebouwde accumulatoren gegarandeerd.
Het controleapparaat „SMS-fencealarm“ kan rechtstreeks op de weideafrasteringapparaten „horiSMART
A50 alarm“ (art.-nr. 10657) en „horiSMART N70 alarm“ (art.-nr. 10656) aangesloten worden. De afraste-
ringinstallaties, die met andere weideafrasteringapparaten gebruikt worden, kunnen in verbinding met de
afrasteringbewakende eenheid „fencecontrol“ (art.-nr. 10535 = 230 volt; art.-nr. 10545 = 12 volt) eveneens
bewaakt worden. Indien de spanning van de afrastering tot onder de voor de bewaking veilige waarde van
2000 volt daalt, wordt het controleapparaat geactiveerd en zendt het een daarmee overeenstemmende
SMS naar één of meerdere mobiele telefoon(s). De meldingsteksten en telefoonnummers zijn individueel
instelbaar.
Optioneel kunnen er op het controleapparaat „SMS-fencealarm“ maximaal twee schakelbare contactdo-
zen aangesloten worden (art.-nr. 10667). Door middel van een dergelijke contactdoos kan door een een-
voudige telefonische oproep van de mobiele telefoon het weideafrasteringapparaat in- c.q. uitgeschakeld
worden of kunnen er nog andere alarmapparaten (bijvoorbeeld flitslicht, art.-nr. 14190 of sirene, art.-nr.
14191) aangesloten worden.
Bij een uitval van de netspanning aan het wiedeafrasteringapparaat wordt er eveneens daarmee ove-
reenstemmende SMS naar één of meerdere mobiele telefoons gezonden. De werking van het controleap-
paraat „SMS-fencealarm“ wordt in dit geval door de ingebouwde accumulatoren gewaarborgd.
Hierna zouden wij u stap voor stap de bediening en de werkwijze van uw controleapparaat willen uitleggen:
Inbedrijfstelling van de alarmmelder
Om het apparaat operationeel te maken, gaat u als
volgt te werk:
1. Leg de SIM-kaart, die voor het "SMS fencea-
larm" bestemd is, in uw mobiele telefoon en zet
de PIN op "0000". Stel bovendien de SIM-kaart
zodanig in, dat het telefoonnummer naar de op-
gebelde persoon overgebracht wordt. Test PIN,
overdracht van het telefoonnummer en de ver-
zending en ontvangst van SMS-berichten met
uw mobiele telefoon, voordat u de SIM-kaart in
het "SMS fencealarm" legt. Gelieve u in geval van
problemen te richten tot de handelaar, die u de
SIM-kaart verkocht heeft.
2. Schakel het "SMS fencealarm" uit. Er mag geen
voedingseenheid aangesloten zijn.
3. Open het apparaat.
De SIM-kaart mag uitslu-
itend bij een uitgeschakelde stroomvoorzi-
ening (voedingseenheid en accumulatoren)
aangebracht en/of gewisseld worden. Geen
enkele LED mag verlicht zijn. De wissel bij
beschikbare voedingsspanning kan tot een
blijvende beschadiging van de SIM-kaart of
van de modem leiden.
Leg de SIM-kaart in (zie afbeeldingen 1 - 6!).
4. Lees het uit vier cijfers bestaande SLEUTELWOORD voor de SMS-commando’s van het etiket op de
printplaat af. Het SLEUTELWOORD kan later door daarmee overeenstemmende SMS-commando’s te
allen tijde gewijzigd worden.
OPGELET – in geval van verlies van het wachtwoord moet het apparaat ingezonden worden!
5. Leg de mobiele telefoon gereed, waarop de alarmmeldingen ontvangen worden en die voor de afstands-
bediening gebruikt dient te worden. De mobiele telefoon moet eveneens zodanig ingesteld zijn, dat het
telefoonnummer naar de opgebelde persoon overgebracht wordt. Voer het best het telefoonnummer van
de modem (SIM-kaart) reeds in de mobiele telefoon in.
6. Sluit de voedingseenheid of de accumulator aan en schakel het apparaat in (= tuimelschakelaar aan het
onderste gedeelte van de behuizing van het apparaat indrukken). De groene alarm-LED geeft aan dat er
geen alarm geactiveerd is.
7. Zodra de groene GSM-diode ( ) knippert en de beide rode dioden (
) en (
) beurtelings
knipperen – dat zou na ca. 1 minuut het geval moeten zijn – belt u de alarmmelder met uw mobiele
telefoon op. De alarmmelder stelt zich op de mobiele telefoon in. Als bevestiging worden er 4 tonen
teruggezonden, die in de mobiele telefoon te horen zijn. Als de modem na 3 minuten nog geen telefo-
nische oproep gekregen heeft, schakelt hij zich automatisch uit. Om opnieuw op de configuratieoproep
te wachten, moet de alarmmelder uit- en terug ingeschakeld worden.
