52/152
NL
6. INSTALLATIE VAN DE TU, CONTROLE NA INSTAL-
LATIE
6.1. INSTALLATIE
De installatie mag uitsluitend worden uitgevoerd door personen met de
juiste certificaten volgens de vereiste nationale normen en wetten voor
het monteren en repareren van de betreffende medische apparaten met
gas. Normen die geldig zijn voor dergelijke installaties en testen zijn
EN ISO 7396-1 voor medische centrale gassystemen en EN ISO 5359
voor installaties met lagedrukslangen. Neem voor meer informatie con-
tact op met GCE of een distributeur van GCE-producten.
Neem voor meer informatie contact op met GCE of een distributeur van
GCE-producten. Sluit de behuizing niet op een pijpleiding met een ander
type gas aan.
Gebruik tijdens de montage altijd geschikte en functionele hulpmiddelen
en houd u aan alle veiligheidsvereisten voor gebruik, transport en opslag
(zie hoofdstuk 3).
Zorg dat alle hulpmiddelen, apparaten en handschoenen en werkkleding
schoon en vrij van olie en vet zijn.
VISUELE CONTROLE VÓÓR INSTALLATIE
•
Controleer of alle onderdelen in de verpakking (inclusief labels) niet zijn
beschadigd. Bij beschadiging mogen deze niet meer worden gebruikt
en moeten ze worden gelabeld.
•
Controleer visueel of het product schoon is en volg indien nodig de
reinigingsprocedure die wordt beschreven in deze gebruiksaanwijzing.
Opmerking: Volg de plaatselijke nor-
men en projectdocumentatie tijdens
de installatie. Voor installatie van de TU
raadt GCE u aan de volgende procedu-
re te volgen:
•
Houd de volgorde van de gassen van
links naar rechts of van boven naar
onderen als volgt:
O2; N2O; O2/N2O;
AIR; AIR-800; CO2; VAC; overig
•
Aanbevolen afstand tussen elke geïn-
stalleerde TU: