42
Montage van het elektro-
afrasteringsapparaat als onderdeel
van een zonne-installatie
Het elektro-afrasteringsapparaat kan als onderdeel van een
zonne-installatie met zonnepanelen worden geïnstalleerd.
Een zonne-installatie bestaat uit de volgende componenten:
•
het elektro-afrasteringsapparaat
•
een batterij (of accu)
•
één of meer zonnepanelen
•
een aardingssysteem voor het elektro-
afrasteringsapparaat.
Voor informatie over geschikte batterijen voor gebruik in een
zonne-installatie, zie
Keuze van batterijen voor een zonne-
installatie
op blz. 46.
Het vereiste nominale vermogen van het zonnepaneel resp.
de zonnepanelen is afhankelijk van de omstandigheden ter
plaatse. Voor hulp bij het correcte plaatsen van uw
zonnepaneel kunt u contact opnemen met de leverancier van
het zonnepaneel en bij uw plaatselijke meteorologische
dienst informeren. Nadere informatie over zonne-installaties
vindt u onder
datamars.com
PAS OP!
Voed het elektro-afrasteringsapparaat niet met
de net-/lijnvoeding als het in de openlucht wordt
geïnstalleerd.
Montage van het elektro-afrasteringsapparaat als onderdeel
van een zonne-installatie:
1
Kies een passende locatie. Zie
Een locatie voor de
installatie kiezen op
blz. 40. Bij zonne-installaties is het
bovendien belangrijk een locatie te kiezen waar het
zonnepaneel resp. de panelen nooit in de schaduw
liggen.
2
Richt het zonnepaneel naar het zuiden.
3
Zet het paneel zo schuin dat het midden in de winter pal
op de middagzon is gericht. Indien nodig kan de
hellingshoek aan het jaargetijde worden aangepast.
4
Als het zonnepaneel correct is geplaatst, bevestigt u het
elektro-afrasteringsapparaat aan de achterzijde van het
paneel. Alternatief kan het apparaat op een
afrasteringspaal worden bevestigd. Gebruik de sjabloon
die op de achterzijde van dit handboek is gedrukt indien
nodig.
5
Sluit de aarde-aansluiting van de afrastering (groen) op
het aardingssysteem van het elektro-
afrasteringsapparaat aan.
6
Als aardecontrole gewenst is, sluit dan de aansluiting
afrasteringsaardecontrole (zwart) aan op een
afzonderlijke aardpen. Voor meer informatie
zie
Aardecontrole
op blz. 44.
7
Sluit de afrasteringsaansluiting met hoge spanning
(rood) of de afrasteringsaansluiting met lage spanning
(geel) op de belangrijkste boerderij-afrastering aan.
8
Als er op een afzonderlijke afrastering een lagere
energie-output is vereist (bijv. huisafrastering,
afrastering langs weg), sluit dan de
afrasteringsaansluiting met lage energie (geel) op deze
afrastering aan.
9
Sluit de batterij aan op het zonnepaneel.
10
Sluit het elektro-afrasteringsapparaat met de
meegeleverde batterijkabels op de batterij aan, maar
vervang de batterijkabelklemmen door permanente
batterij-aansluitingen. Zie
Gebruik van stroomadapter en
batterijkabels
op blz. 40.
N.B.:
Voor informatie over het gebruik van de
afrasteringsaansluiting met lage energie wordt verwezen
naar
Verlaging van de energie-output
op blz. 48.