3. Test van de detector
NL
88
Om een detector in relais te programmeren:
1.
Op Cfg1 drukken. Na 4 s knippert het rode controlelampje, blijven drukken.
2.
Na 10 sec. gaat het knipperen versnellen of vertragen:
-
als het knipperen versnelt
is de relaisfunctie
actief
,
-
als het knipperen vertraagt
, is de relaisfunctie
niet actief
.
3.
Loslaten en vervolgens de Cfg1 toets kort indrukken om de programmeringsmodus te verlaten.
Om terug te keren naar de fabrieksconfiguratie van een detector
Als men naar de fabrieksconfiguratie terugkeert, is de onderlinge verbinding tussen de detectoren
gewist.
1.
De toets Cfg1 2 keer indrukken. Het rode controlelampje knippert.
2.
De toets Cfg1 blijven indrukken tot het rode controlelampje blijft branden. Loslaten.
3.
De toets Cfg1 kort indrukken om de programmeringsmodus te verlaten.
OPGELET
• Om deze test uit te voeren moeten de detectoren bevestigd zijn.
• Alvorens een rookdetector te testen is het raadzaam om de buren vooraf te verwittigen en de
nodige voorzorgen te nemen om gehoorstoornissen te vermijden.
• Nooit een naakte vlam gebruiken om de detector te testen.
• De test moet minstens één keer per maand uitgevoerd worden en in het bijzonder na een lange
afwezigheid.
De testtoets van de detector indrukken tot de 2
de
biep en dan loslaten.
Opnieuw de testtoets indrukken om het belsignaal stop te zetten.
De detector die de test ondergaat
Andere onderling verbonden detectoren
Knippert snel
De noodverlichting gaat branden gedurende
250 ms
gevolgd door een pauze van
1,75 sec.
Belsignaal van
1 sec.
(75 dB (A) op 1 m)
gevolgd door een pauze van
1 sec.
Belsignaal van
250 ms
(75 dB (A) op 1 m)
gevolgd door een pauze van
1,75 sec.
De noodverlichting gaat branden
-